![]() |
Vrouwen op de middeleeuwse barricades Honderd jaar vrouwenkiesrecht in Nederland Vrouwen van formaat: Sigrid de Hoogmoedige Vrouwen van formaat: Olga van Kiev (2) Vrouwen van formaat: Olga van Kiev (1) Basina die de koning een blauwtje liet lopen Heeft Pasen een heidense achtergrond? Een Vikingschip in Wijk bij Duurstede Hoornblazen – niet alleen geliefd bij de Vikingen Een gouden Sinterklaasgeschenk Een strijdlustige vrouw uit Birka Thor en zijn buitenlandse collega's Een IJslandse saga in de Donald Duck De heidense wortels van Kerstmis De complexe geschiedenis van Halloween I put a spell on you: heidense gebruiken en magische riten Een first lady in de vroege middeleeuwen De paltskapel in Aken als paardenstal Henk Hofland en de schoolplaat van Isings Het geheim van de smid: ijzerproductie en rituelen Tussen noordelijke en zuidelijke koningen Joan Hugo van Bolhuis en de Noormannen Oppergod maakt een rechtse come-back Adela van Hamaland, een vrouw met lef Afghanistan en de Germaanse wouden Een Iron Lady in de middeleeuwen Vluchtelingen: van alle tijden Mijn nieuwe boek – een vooraankondiging Een runensteen op het Utrechtse Domplein Balthildis: van femme fatale tot heilige Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet: de knipoog van Odin Smartphones en vroegmiddeleeuwse voorouderverering De magneetfunctie van Dubai en Dorestad Het ijzer van de heidenen schitterde Gedachten over de bevolkingsomvang van Dorestad Welkom in mijn langhuis, de start van mijn blog
|
27 oktober 2019
Zang en dans zijn onverbrekelijk met de mensheid verbonden. Van oudsher werd er gedanst bij belangrijke gebeurtenissen of als er wat te
vieren was. Het gaf gemeenschapszin en werkte daardoor stabiliserend voor groepen in de samenleving. We vinden dansende figuren al op
prehistorische rotstekeningen, maar ook op Bourgondische riemgespen of op de lier van Trossingen uit de zesde eeuw.
Ook in de vroege middeleeuwen werd het dansen als een door de duivel ingegeven zonde veroordeeld. Geestelijken klaagden over feestelijke
bijeenkomsten, waarbij gedanst en gezongen werd. Er werden op heiligendagen optochten gehouden, waarbij er ‘duivelse’ sprongen gemaakt
werden en ‘schandalige en onzedelijke liederen’ werden gezongen, terwijl dit juist momenten van bezinning en gebed moesten zijn.
Misschien is de springprocessie van Echternach een relict van dit 'liederlijke gedrag'.
Soms werd er, in navolging van de eerste christenen, zelfs in de kerk gedanst. In de zesde eeuw trok Caesarius van Arles in een preek van
leer tegen 'de ellendelingen die als christenen kerken bezochten en er niet voor terugdeinsden in diezelfde kerken als heidenen te dansen
en te springen'.
25 september 2019
Na me maandenlang als een kluizenaar met mijn laptop in mijn schrijvershol te hebben opgesloten, is het dan toch eindelijk zover.
Lof en laster, vrouwen in de vroege middeleeuwen, de vrucht van mijn noeste arbeid, ligt in de boekhandel.
Deze verscheidenheid maakt duidelijk dat er van deze individuele vrouwen niet zonder meer een eenduidig beeld kan worden geschetst. Naast
weerbare vrouwen die zich tegen hun beknotting verzetten, waren er in de ogen van sommigen ook dwaze vrouwen die met magie de
bovennatuurlijke wereld beïnvloedden, maar er waren ook volgzame vrouwen die hun echtgenoot altijd terzijde stonden, soms zelfs tot in de
dood. Kortom, dé vroegmiddeleeuwse vrouw bestaat niet.
2 augustus 2019
De hitte van vorige week deed me verlangen naar onweermakers die een verkoelende bui hadden kunnen brengen. We hebben helaas niet veel
van hen gemerkt, maar in de vroege middeleeuwen werden ze nogal eens tegen betaling overgehaald het weer te beïnvloeden. Want er bestond
een breed gedragen volksgeloof dat tempestarii of stormopwekkers met hun toverkunsten slecht weer konden veroorzaken. Hagel
en storm konden grote gevolgen hebben voor de oogst en daarmee direct voor de voedselvoorziening.
Dit volksgeloof werd uitgebreid beschreven door bisschop Agobard van Lyon die in de vroege negende eeuw een verhandeling schreef met de
titel Boek tegen het bedenkelijke volksgeloof betreffende hagel en donder. Daarin fulmineerde hij tegen deze magische praktijken om
het weer te beïnvloeden. Hij probeerde het in zijn ogen irrationele volksgeloof te weerleggen door Bijbelteksten aan te halen, waaruit zou
moeten blijken dat het weer slechts door God gecontroleerd werd. Bovendien voerde hij aan dat niemand ooit getuige was geweest van de
kunsten van tempestarii. Volgens hem was het beter tot God te bidden dan op weermakers te vertrouwen.
9 juli 2019
Het was een hele worsteling om dit boek bijtijds af te
krijgen, maar het is gelukt. Eind september ligt er een stevige paperback in de boekwinkel, mooi op tijd voor oktober, maand van de
geschiedenis met het thema zij/hij. Dat is ook één van de thema's van het boek dat vooral handelt over de sociaal-culturele
aspecten van het vrouw-zijn, hun positie in de samenleving, hun identiteit en de kenmerken die aan hen werden toegeschreven.
Wie de situatie van de vroegmiddeleeuwse vrouw wil ontrafelen, moet de samenleving in zijn geheel overzien om haar omstandigheden daarin
te doorgronden. Haar positie kan alleen maar in de sociale context van haar tijd beoordeeld worden, in een wereld waarin vrouwen met mannen
samenleefden. Daarom is in veel gevallen ook de situatie van de man relevant om die van de vrouw te kunnen begrijpen.
Op het eerste gezicht lijkt zich in de geschreven bronnen een volledig door mannen gedomineerde samenleving af te tekenen. Daardoor heeft
de geschiedenis vrouwen uit de vroege middeleeuwen het krachteloze imago opgespeld dat ze bij het bekleden van belangrijke posities zelden
een prominente rol speelden. Ik laat in mijn boek zien dat dat beeld niet terecht is.
9 mei 2019
Vandaag is het precies honderd jaar geleden dat er in de Tweede Kamer besloten werd dat het algemene kiesrecht voortaan ook voor vrouwen
zou gelden. Dat besluit werd niet zonder slag of stoot genomen. Jarenlang waren vrouwen de straat opgegaan om voor hun rechten te strijden.
Hun boegbeeld was Aletta Jacobs, voorzitter van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Zij is daarom hét symbool van de vrouwenbeweging
geworden.
Titia van der Tuuk (1854-1939), voorvechtster van het eerste uur van het vrouwenkiesrecht.
Trouwe lezers van mijn blog weten dat ik al geruime tijd werk aan een boek over de positie van de vrouw in de vroege middeleeuwen. Op dit
moment leg ik de laatste hand aan dit boek dat in het najaar zal uitkomen onder de titel Lof en laster - Vrouwen in de vroege middeleeuwen.
Daarin is te lezen dat veel problemen waar voorvechtsters van de vrouwenbeweging tegenaan liepen - en nog altijd lopen - eeuwen geleden al
bestonden. Het boek wordt dus op een goed moment gepubliceerd.
18 april 2019
Tijdens het Vikingfestival in het pinksterweekeinde wordt het boek De lier van Trossingen - Heroïek in de vroege middeleeuwen
gepresenteerd in het openluchtmuseum PreHistorisch Dorp in Eindhoven.
7 april 2019
Sigrid was als rijke weduwe van de Zweedse koning een aantrekkelijke huwelijkskandidaat. Geen wonder dat verschillende koningen haar het
hof maakten. Dat ging hun bepaald niet glad af. Stuk voor stuk liepen ze een blauwtje, of erger nog, moesten ze hun avances met de dood
bekopen. Het bezorgde Sigrid haar bijnaam 'de Hoogmoedige'.
Ze voerde twee vrijers dronken en liet ‘s nachts hun verblijf met hen erin platbranden. Ze zei dat ze op deze manier 'koninkjes' er vanaf
wilde houden haar te bezoeken om haar ten huwelijk te vragen.
‘Waarom zou ik met een verlepte oude vrouw, een heidense feeks trouwen?’ en hij sloeg haar met de handschoen in haar gezicht.
Vervolgens zei Sigrid: ‘Dit betekent je dood!’
Uiteindelijk zou de doortastende koningin toch hertrouwen. Ze zette haar nieuwe echtgenoot, de Deense koning Svein Vorkbaard, voortdurend
aan tot oorlog tegen Olaf Tryggvason die haar zo beledigd had. Ze kreeg haar zin toen een alliantie van Zweedse en Deense troepen haar
vijand in een beruchte zeeslag versloeg. Olaf sprong overboord van zijn beroemde langschip De Lange Slang. Hij verdronk liever dan
in handen van zijn vijanden te vallen om aan de genade van de wraakzuchtige Sigrid de Hoogmoedige te zijn overgeleverd.
Sigrid liet zich bepaald niet door mannen de les lezen en daarmee zouden we haar als een feministe avant la lettre kunnen beschouwen.
Dit jaar nog noemde paus Franciscus feministes 'macho's met een rok aan'. Als de paus en Olaf Tryggvason tijdgenoten waren geweest, dan
zouden ze het waarschijnlijk heel goed met elkaar hebben kunnen vinden.
28 februari 2019
In 955 reisde Olga met haar gevolg naar Constantinopel waar ze een ontmoeting had met de Byzantijnse keizer Constantijn VII. Toen hij zag
hoe mooi ze was, zei hij: 'Je bent het waard om met ons in deze stad te regeren.' In feite deed hij haar daarmee in bedekte termen een
huwelijksaanzoek. Ze had zijn woorden goed begrepen en antwoordde: 'Ik ben een heidense vrouw, maar ik wil me wel laten dopen, mits dat door
jou gebeurt.' En dus doopte de keizer haar, waarop hij met haar wilde trouwen. Maar Olga antwoordde:
'Hoe kun je nu met mij trouwen, terwijl je me zelf gedoopt hebt en me jouw dochter genoemd hebt?' De keizer moest dat wel toegeven.
'Je bent me te slim af, Olga.' Hij gaf haar vele geschenken en liet haar gaan. Tot zover de Slavische Nestorkroniek die zich laat lezen
als een Scandinavische saga.
Het bezoek van Olga aan de Byzantijnse keizer en haar doop.
Haar bezoek aan Constantinopel is ook in de Byzantijnse bronnen terug te vinden, maar over haar doop wordt niet gerept. We vinden daarin trouwens ook niets
over een huwelijksaanzoek. Wel wordt haar bezoek aan de keizer in detail beschreven. Olga en haar vrouwelijke gevolg werd door de keizerin en
de vrouwen van de Byzantijnse aristocratie ontvangen. Tijdens het banket zat ze niet aan de keizerlijke tafel, maar wel in dezelfde ruimte.
Pas toen het nagerecht opgediend werd, mocht ze in een speciale eetkamer met de keizerlijke familie samen zijn. Tijdens een ander banket
dineerde zij en haar dames met de keizerin, terwijl de mannen van haar gezelschap afzonderlijk bij de keizer zaten.
Het is duidelijk dat de hoge positie van Olga in haar eigen land volledig geaccepteerd was, maar dat het Byzantijnse hof moeite had met een
onafhankelijke vrouw die het opnam tegen een heersende elite die volledig uit mannen bestond.
18 februari 2019
In de Slavische Nestorkroniek, een compilatie uit de elfde eeuw van oudere annalen en kronieken, komen we een vrouw tegen die
Helga heette, maar in deze kroniek Olga genoemd wordt. Zij toonde niet alleen initiatief waardoor ze de geschiedenis naar haar hand
zette, maar heerste ook als soevereine vorstin over Kiev. Olga wordt beschreven als echtgenote van Igor, zoon van de Noormannenaanvoerder
Rurik, en daarmee kan ze zowel van Scandinavische als Slavische afkomst geweest zijn.
Olga neemt wraak op de Drevljanen.
Nadat haar man in 945 door opstandelingen van de Slavische Drevljanen gedood was, terwijl haar zoon nog minderjarig was, speelde zij een
voorname rol op het politieke toneel. Ze nam wraak door vijfduizend Drevljanen bij de grafheuvel van haar man te laten executeren. Deze
weduwe was bepaald niet kleinzielig aangelegd. Gezanten van de opstandelingen die ze verantwoordelijk voor de dood van haar man hield, liet
ze levend begraven. Anderen werden in het badhuis verbrand en een laatste groep werd dronken gevoerd en daarna gedood.
Vervolgens trok ze tegen de opstandige Drevljanen ten strijde en belegerde hun stad Iskorosten, het huidige Korosten ten westen van Kiev.
De belegerden wilden wel tribuut betalen, maar vreesden haar wraak. Olga eiste drie duiven en drie mussen per huis. Toen ze die gekregen had,
gaf ze opdracht aan ieder dier een klein zakje met zwavel te binden en hen 's nachts los te laten. De vogels vlogen naar hun nesten terug,
de duiven naar hun til, de mussen onder de dakranden van de huizen. Zo vloog alles in de brand en bleef er niets gespaard. Door de vele
brandhaarden was de brand niet te blussen.
Olga reisde naar Novgorod en begon er belastingen te innen. Op de Msta, een belangrijke vaarroute, werd een tol ingesteld en langs de
Loega inde ze jaarlijks tribuut. Veel sporen van haar, zoals door haar geïnitieerde grenstekens, jachtgronden en belastingdistricten zijn
nog overal in het land te vinden. Nadat ze deze maatregelen getroffen had, keerde ze naar haar zoon in Kiev terug om met hem in harmonie
samen te werken.
21 januari 2019
Strijkinstrumenten die we van afbeeldingen vanaf de elfde eeuw kennen, hadden getokkelde voorgangers van gelijke vorm en bouwwijze. Met de
toen uit de Oriënt overgewaaide strijkstok werden de bestaande tokkelinstrumenten gestreken.
Muzikanten die koning David begeleiden met een lier en een vedel op een miniatuur in een Zuid-Duits handschrift uit de
twaalfde eeuw. (Bibliotheca Vaticana, Rome)
Strijkinstrumenten, zoals de vedel, waren in de twaalfde eeuw over heel Europa verspreid. Met de komst van de strijkstok werd ook de lier
tot strijkinstrument omgevormd. We kunnen deze gestreken variant zien als het eindstadium van de Germaanse lier. In veel gevallen werden
gestreken lieren voortaan van een hals voorzien. Hoewel bij dergelijke instrumenten de armen overbodig zijn - de hals nam de verbindende
functie tussen het corpus en het juk over - bleef de ouderwetse liervorm met hals én armen nog honderden jaren in gebruik. Een bekend
voorbeeld is de crwth, een gestreken lier met een hals en armen die in Wales tot in de 18de eeuw bespeeld werd en tegenwoordig met
gereconstrueerde instrumenten een opleving ondervindt.
Vanaf het moment dat de lier als strijkinstrument gebruikt werd, raakte de getokkelde variant snel uit beeld. Nadat de typisch Germaanse lier
als aristocratisch instrument van het toneel verdwenen was, namen lagere sociale klassen gestreken lieren op in hun eigen muziektraditie.
Vanaf de elfde eeuw kwamen in heel Europa strijkinstrumenten als de vedel in zwang. Binnen het verspreidingsgebied van de Germaanse lier
bleef dit instrument alleen in het westelijke deel van Scandinavië nog tot in de veertiende eeuw gehandhaafd, waar deze nog een tijdlang
met een strijkstok bespeeld werd.
Sinds de late middeleeuwen wordt onder een lier ook wel een draailier verstaan. Dit instrument, dat met een wiel en een toetsenbord is
uitgevoerd, heeft echter helemaal niets met de klassieke en de vroegmiddeleeuwse lier te maken.
31 december 2018
Nog een paar uurtjes en dan is het 2019. Dan is het precies honderd jaar geleden dat er in Nederland vrouwenkiesrecht werd ingevoerd.
Volgens de site van de Tweede Kamer was Nederland daar relatief vroeg mee. Dat mag je wel een gotspe noemen na de vele eeuwen waarin
vrouwen achtergesteld zijn.
Tekening van een fragment van een stenen kruis in Kirk Michael op het eiland Man,
waarop een vrouw is afgebeeld die een staf vasthoudt.
We leven in een maatschappij die, althans formeel, gelijkheid van de vrouw nastreeft. Vanuit dat perspectief zouden we het middeleeuwse
beeld van vrouwen als een soort gemankeerde mannen antifeministisch kunnen noemen. Elementen uit middeleeuwse wetgeving hebben het
evengoed tot in onze dagen volgehouden. Vrouwen werden pas halverwege de vorige eeuw handelsbekwaam en het eerstgeboorterecht met
betrekking tot een troonsopvolging gold pas sinds de jaren tachtig ook voor vrouwelijke leden van het koninklijk huis. En nog altijd is
vrouwenemancipatie niet 'af'.
Aan zo'n geschiedenis ben ik nu bezig. Na de zomer, nog voor voor de Maand van de Geschiedenis die als thema Zij/hij heeft
over de verhoudingen tussen de seksen, moet mijn boek over vrouwen in de vroege middeleeuwen in Noordwest-Europa uitkomen. Daarin schets ik
niet alleen een beeld van vrouwen in die periode, hun positie, hun rol in de samenleving, maar laat ik ook zien dat wij tegenwoordig een
heel andere opvatting hebben over genderverschillen. We kunnen onze zienswijze niet zonder meer projecteren op wat we in vroegmiddeleeuwse
bronnen over vrouwen lezen.
Een goede jaarwisseling en een mooi 2019.
9 december 2018
Aan het begin van de tiende eeuw werd de Angelsaksische edelman Dunstan geboren in het koninkrijk Wessex in het zuidwesten van Engeland.
Hoewel hij leek voorbestemd om geestelijke te worden - zijn ooms waren (aarts)bisschop van Canterbury en Winchester - trad hij als jongeman
in dienst aan het hof van koning Aethelstan. Daar speelde de jeugdige hoveling voor iedereen die zijn kunsten horen wilde. Hij was het gewend
om zijn lier voor dat doel bij zich te dragen. Dunstan speelde voor de koning 'die vermoeid was vanwege aardse beslommeringen'.
We kunnen hierin de topos van de harpspelende David herkennen die de vermoeide koning Saul moest opmonteren.
Koning David bespeelt een lier. Miniatuur uit het Egbert Psalter, in de tiende eeuw vervaardigd in de abdij van Reichenau.
Het was zijn gewoonte de geesten van anderen met muziek te verlichten van de besognes van het aardse bestaan. Hij stimuleerde de hemelse
klanken, zowel met zijn zoete woorden (soms in zijn moeders taal, soms in een andere, die hij afwisselde met muzikale melodieën), als met
de door hem voortgebrachte harmonieuze muziek.
Volgens zijn biograaf hield Dunstan van oude heidense verhalende liederen. Vermoedelijk kon hij putten uit de bibliotheek van de koning
die als hoeder van kunsten en wetenschappen bekend stond.
Dunstan werd van het hof verbannen toen hij in een hofintrige verstrikt raakte. Mensen uit zijn omgeving hadden een complot tegen de koning
gesmeed en Dunstan werd slachtoffer van hun kuiperijen. Hij werd ervan beschuldigd dat hij geen vrome liederen bijeen had gebracht, maar
enkel wellustige oude heidense teksten. Hij zou een archief van lichtzinnige liederen met verhalen en bezweringen hebben bijgehouden. Zijn
liefde voor verhalende oude teksten werd als het bedrijven van zwarte magie uitgelegd en zo tegen hem gebruikt.
Dunstan vervulde tijdens zijn bewogen leven verschillende rollen, maar de liefde voor muziek heeft hij altijd gehouden. Die verbondenheid
behield hij zelfs na zijn dood, want na zijn heiligverklaring werd hij onder meer schutspatroon van de muzikanten.
We hebben net Allerzielen achter de rug en de blaadjes vallen weer van de bomen. Dus is het weer eens tijd om even te somberen over het
onherroepelijke einde dat ons allen zal treffen. Tegenwoordig staan we daar niet dagelijks bij stil, maar vroeger werden mensen met
een memento mori herinnerd aan hun sterfelijkheid.
Merovingische sarcofagen tijdens een opgraving in Noisy-le-Grand ten oosten van Parijs.
Vooral archeologen en historici komen voortdurend in aanraking met de vergankelijkheid van het menselijke bestaan. Neem nu het
begrafenisritueel in de vroege middeleeuwen. Daar kun je boeken mee vullen. De begeleiding van een dode naar het graf is een gebeurtenis
waaraan overal ter wereld diverse rituelen verbonden zijn. Hoewel er per cultuur allerlei verschillen bestaan, komen een aantal
elementen, zoals de dodenwake en een uitgebreid scala aan gebruiken tijdens de begrafenis, steeds weer terug. Dat was ook zo in de vroege
middeleeuwen. Het is dus niet vreemd dat er toen buiten de officieel door de kerk voorgeschreven rituelen allerlei gebruiken rond
begrafenissen waren. Die komen we tegen in werken over canoniek recht, zoals die van Burchard van Worms, waarin door hem als zondig
beschouwde praktijken worden opgesomd.
Heb je ooit een dodenwake bijgewoond, waarbij de lichamen van christenen door heidense rituelen omgeven worden, en heb je daar duivelse
gezangen gezongen, en heb je dansen uitgevoerd zoals de heidenen door toedoen van de duivel kunnen bedenken, en heb je daar gedronken en
gelachen alsof je, zonder enige vroomheid of liefde, blij was met de dood van je broeder?
Al die zingende, dansende, lachende en drinkende nabestaanden doen inderdaad vermoeden dat zij weinig met de overledene op hadden. Maar dat
is niet waar. In werkelijkheid waren de rouwbetuigingen heel heftig en kon de verslagenheid tot merkwaardige taferelen leiden. Soms
sloegen vrouwen garenkammen, waarmee ze wol hekelen, boven de opgebaarde dode tegen elkaar. Een enkele keer werd het uiterlijk van de
overledene veranderd door diens haren uit te rukken of af te knippen. Ook konden de kleren verscheurd worden of kon zelfs het gezicht
verminkt worden. Misschien kan het afgeknipte haar dat in een graf in het Groningse Ezinge werd gevonden met dit gebruik in verband worden
gebracht.
Rouwbeklag is van alle tijden.
19 oktober 2018
Altijd al het jachtige leven in de drukke stad willen ontvluchten? Dan is deze bijzonder aantrekkelijke vrijstaande villa, 'Het Langhuys'
met een heerlijk uitzicht, in een rustige, kindvriendelijke omgeving op een zeer ruim perceel met blijvend vrij uitzicht met volop privacy
en meer dan voldoende parkeerruimte beslist iets voor u. Dit doordachte en met mooie materialen gerealiseerde pand straalt absolute allure uit.
Voorbeeld van hoe uw droomwoning eruit zou kunnen zien'.
In de zeer royale en stijlvolle living is een ruime open keuken met kookeiland en romantische open haard, alsmede een sfeervolle zitkuil
te vinden. De vele authentieke elementen maken dat u zich snel thuis zult voelen in dit fantastische rietgedekte object dat volledig uit
duurzame materialen is opgetrokken. De rieten kap en de lemen wanden staan borg voor een energiezuinige en natuurlijke beleving. In het
stalgedeelte is ruimte voor vier auto's. Bovendien is er voldoende ruimte voor bijvoorbeeld een kantoor of fitness.
6 oktober 2018
Muziekinstrumenten hadden in de vroege middeleeuwen een bijzondere betekenis met een eigen sociale functie, symboliek en terminologie.
Instrumenten waren vaak aan bepaalde maatschappelijke groepen gebonden en dat gold zeker voor de lier die bij de Germanen het
belangrijkste begeleidende snaarinstrument was. Bij liederen kwam de lier in beeld, bij uitstek hét begeleidingsinstrument voor zangers.
Resten van beide armen en het juk, inclusief stemknoppen, van de lier uit het grafschip van Sutton Hoo. (Londen, British Museum)
Snaarinstrumenten worden in vele culturen geassocieerd met aristocratische muziek. Dat geldt al voor de oudst bekende lieren uit Mesopotamië
die in aristocratische of koninklijke grafkamers gevonden zijn. Ook in het Germaanse gebied tekent zich bij de elite een muzikale traditie
af, waarbij het lierspel een belangrijke rol speelde. Daarom is het geen toeval dat de dichter van Beowulf bij zijn beschrijving van
de vreugde in de zaal geen ander instrument dan de lier noemde.
In de zesde eeuw vroeg volgens Procopius, die de Romeinse oorlogen tegen de Germaanse Vandalen heeft beschreven, hun verslagen koning
Gelimer van de Vandalen aan zijn overwinnaars een lier. 'De koning bracht zijn tijd door met gezang en snarenspel. Hij had een lied over
zijn eigen val geschreven die hij onder geweeklaag wilde voordragen. Hij had daarvoor een lier nodig om zichzelf te begeleiden.'
Het is waarschijnlijk geen toeval dat de Oost-Engelse graven waarin lieren werden aangetroffen zich op minder dan één dagreis van de
koninklijke centra Rendlesham, Sutton Hoo en Snape bevonden. De 'koning' uit het scheepsgraf van Sutton Hoo moet zelf gezongen hebben of
op zijn minst een beschermer van de zangkunst zijn geweest. De lier was een koninklijk instrument, het attribuut van koning Hrothgar in Beowulf.
De hoge sociale status van het edele instrument wordt bevestigd door afbeeldingen met eigentijdse instrumenten waarop een lierspelende
koning David vanaf de achtste eeuw werd weergegeven.
18 september 2018
In de vroege middeleeuwen namen mannen het initiatief. Zij vroegen vrouwen ten huwelijk, niet andersom. Des te opmerkelijker is het verhaal
van de doortastende Basina die de Frankische koning Childerik ten huwelijk zou hebben gevraagd. Deze koning was in de late vijfde eeuw na
een jarenlange ballingschap in Thüringen naar zijn rijk teruggekeerd. Daarbij werd hij achterna gereisd door Basina, een verwant van de
Thüringse koning bij wie Childerik asiel had gekregen. Verbaasd vroeg hij haar waarom zij deze verre reis had ondernomen. Basina
antwoordde dat ze hem een capabele en krachtige kerel vond en daarom met hem wilde trouwen. Ze voegde er doodleuk aan toe dat ze wel
een betere partij zou hebben gekozen als die zich zou hebben aangediend.
's Morgens zei ze tegen hem: ‘Dit duidt op de toekomst en onze nakomelingen. Onze eerste zoon zal machtig en sterk als een leeuw of een
eenhoorn worden, zijn kinderen zullen roofzuchtig en brutaal zijn als beren en wolven. Hun nakomelingen, de laatsten uit ons geslacht,
zullen zo laf als honden zijn. De kleine dieren die elkaar verscheurden, staan voor degenen die voor de koning geen ontzag meer hebben,
maar elkaar in haat en dwaasheid zullen bestrijden. Dat is de verklaring voor wat je hebt gezien.’ Childerik verheugde zich alleen maar
over de vele nakomelingen die van hem zouden afstammen.
We kunnen onze vraagtekens zetten bij de actieve rol die de kroniekschrijvers Basina toebedeelden. In de sprookjesachtige passage waarin
zij aan de hand van de nachtelijke belevenissen van Childerik de toekomst van het Frankische koningshuis voorspelde, kunnen we een belerende
visie van een latere kroniekschrijver zien. De reis die zij zelfstandig naar het Frankische Rijk had ondernomen en haar huwelijksaanzoek
zijn al verbazingwekkend, een koning tijdens de huwelijksnacht een blauwtje laten lopen was helemaal ondenkbaar.
23 augustus 2018
De vroegste lieren zijn bekend uit Mesopotamië en dateren uit het derde millennium voor Christus. Deze instrumenten kwamen ook in Egypte,
Griekenland en het Romeinse Rijk voor. Het woord lier is via het Latijnse lyra afkomstig uit het Grieks. Dit instrument had een
bolle klankkast, traditioneel gemaakt van het schild van een schildpad, met twee armen waartussen een dwarsbalk, het juk. Het instrument
was bespannen met zeven snaren van schapendarm. De laagst klinkende snaar was het verst van de bespeler verwijderd.
De Grieks-Romeinse geschiedschrijver Diodorus van Sicilië beschreef in de eerste eeuw voor onze jaartelling het instrument van de
Keltische barden dat volgens hem op de klassieke lier leek, maar er niet helemaal identiek aan was. Toch is het onduidelijk hoe het
Griekse instrument in verband staat met lieren die uit vroegmiddeleeuws Europa bekend zijn en een platte klankkast hebben. In dat
opzicht lijkt de Europese lier meer op de klassieke kithara, het snaarinstrument waarmee Apollo vaak werd afgebeeld. Nog altijd geldt dit als
het klassieke beeld van de lier, de kithara zoals die bijvoorbeeld op het timpaan van het classicistische Concertgebouw in
Amsterdam prijkt.
De gestileerde kithara op het Amsterdamse Concertgebouw die steevast lier genoemd wordt.
Wanneer we aan de hand van schriftelijke bronnen de ontwikkeling van de Germaanse lier proberen te achterhalen, stuiten we op een veelheid
aan begrippen. Dit instrument wordt in de vroegste bronnen over het algemeen als 'harp' aangeduid, een woord dat van Germaanse afkomst is.
We komen de lier in het Oudhoogduits tegen als harpha of harfa, in het Angelsaksisch als hearpe, in het Oudsaksisch en
het Oudnoords als harpa. We kennen het in gelatiniseerde vorm eveneens als harpa, bijvoorbeeld bij de Frankische hofdichter
Venantius Fortunatus die het in de zesde eeuw naast de 'Romeinse lier' ook over de barbarus harpa (de onbeschaafde harp) had.
In het Friese volksrecht komen we het gelatiniseerde begrip harpare tegen. Aangezien deze tekst is gebaseerd op mondeling
overgeleverd gewoonterecht uit de zesde of zevende eeuw, is het zeer waarschijnlijk dat ook hier een Germaanse lier bedoeld is.
Al deze varianten van het woord harp mogen niet verward worden met de tegenwoordige driehoekige harp, het instrument zoals we dat
tegenwoordig kennen als pedaal- of concertharp en ook als Keltische harp.
21 juli 2018
12 juli 2018
De lier wordt nog wel eens verward met de harp, te meer omdat de Germaanse lier in vroegmiddeleeuwse bronnen soms harp genoemd wordt.
Zo komen we dit instrument in Oudengelse teksten tegen als hearpe en in Scandinavische bronnen als harpa.
Het lierjuk uit Ribe. Beeld uit een filmopname van Northern Emporium van de opgraving.
De snaren zijn bij de harp tussen de klankkast en een arm gespannen. Deze enkele arm die bij dit instrument hals heet, wordt tegenwoordig
door een zuil ondersteund. De langwerpige klankkast vormt met de hals en de zuil een karakteristieke driehoek, waardoor de snaren allemaal
verschillend van lengte zijn. Daarmee wijkt de driehoekige harp wezenlijk af van de symmetrische lier die voorzien is van een langwerpige
klankkast met twee armen die aan het einde door middel van een juk met elkaar verbonden zijn. De snaren zijn tussen de klankkast en dit juk
gespannen.
En juist zo'n juk, het meest karakteristieke onderdeel van een lier, werd vorige week, compleet met stemknoppen, ontdekt in een
cultuurlaag van de Deense handelsnederzetting Ribe. Dat is bijzonder, heel bijzonder, want er waren maar twee van dergelijke losse
jukken bekend: uit Habenhausen (Bremen) en Hedeby (Sleeswijk). Er zijn nog wel enkele andere jukken uit Engeland en Duitsland bekend, maar die
werden samen met (delen van) het instrument gevonden. De drie losse jukken zijn allemaal in een nederzettingscontext gevonden, terwijl de
meer complete lieren zonder uitzondering grafvondsten zijn. We kunnen slechts speculeren over de betekenis van dit verschil.
Als puzzelstuk is de vondst uit Ribe in ieder geval een welkome aanvulling.
Gisteren had ik de eer om op uitnodiging van Coen van Zwol, filmredacteur van NRC, de persvoorstelling van het nieuwe filmspektakel
Redbad bij te wonen. Deze film van regisseur Roel Reiné gaat 28 juni in roulatie.
De hoofdrolspelers op de filmposter van de film Redbad, waarin de vrouwen - in broek (!) - dapper meevechten.
De hele rolprent staat stijf van de vele anachronismen en historische missers, maar daar heb ik eigenlijk niet zo'n probleem mee. De film biedt immers
spektakel voor een breed bioscooppubliek dat wel vermaakt, maar over het algemeen niet historisch onderricht wil worden. Erger is dat er
werkelijk geen touw aan het verhaal is vast te knopen. De hele film is één lange vrijheidsstrijd van Friezen, al of niet bijgestaan door
een soort Vikingen avant la lettre, tegen immer boosaardige Franken.
In het
kielzog van de Franken treffen we een agressieve Willibrord die met een Vikingbijl uit de late tiende eeuw een Wodaneik te lijf gaat en
mensen met een middeleeuwse versie van waterboarding eigenhandig in het doopbassin tot het christendom dwingt.
16 juni 2018
In de vroege middeleeuwen hadden muziekinstrumenten een bijzondere betekenis met een eigen sociale functie, symboliek en terminologie.
En dat gold zeker voor de lier die bij de Germanen het belangrijkste begeleidende snaarinstrument was. Als er liederen werden gezongen, dan
kwam de lier in beeld, hét begeleidingsinstrument voor gezangen.
Snaarinstrumenten worden in vele culturen geassocieerd met aristocratische muziek. Ook in het Germaanse gebied tekent zich bij de elite een
muzikale traditie af, waarbij het lierspel een belangrijke rol speelde. Daarom is het geen toeval dat de dichter van Beowulf bij zijn
beschrijving van de vreugde in de hal geen ander instrument dan de lier noemde.
Barnstenen kam uit het havengebied van Dorestad. Uit de volledig vlakke onderzijde blijkt dat dit een onvoltooid werkstuk is.
Mogelijk heeft een breuklijn die onderin de kam zichtbaar is, de barnsteenbewerker doen besluiten om dit exemplaar niet af te maken.
De koning uit het scheepsgraf van Sutton Hoo moet ook zanger geweest zijn of op zijn minst een beschermer van de zangkunst. De lier was een
koninklijk instrument, het attribuut van koning Hrothgar in Beowulf én van de bijbelse koning David. De hoge status van het instrument
wordt bevestigd door vroegmiddeleeuwse afbeeldingen waarop een lierspelende David is weergegeven.
Lieren in graven uit de zesde en de zevende eeuw kunnen vanwege hun rijke bijgaven vrijwel altijd met een adellijke bovenlaag in verband
worden gebracht, in het bijzonder met gewapende krijgsheren. Soms was de lier tegen de dode aan gelegd, waardoor de suggestie wordt gewekt
dat de overledene ooit zelf de lier ter hand heeft genomen. In andere graven lag de lier niet direct tegen het lichaam aan. Deze positie doet
vermoeden dat de zeer hooggeplaatste doden, meestal aangeduid als koningen, niet zelf het instrument hebben bespeeld, maar dit aan
muzikanten in hun dienst overlieten. De lier lijkt in deze graven te midden van een grote hoeveelheid grafgiften eerder als een
statussymbool te hebben gegolden.
In de loop van de achtste eeuw verdween de gewoonte om grafgiften met de doden mee te geven. Vanaf dat moment kennen we alleen nog maar
losse vondsten van vooral kammen van lieren die in een nederzettingscontext zijn aangetroffen en in het bijzonder met ambachtelijke centra
in verband kunnen worden gebracht. Deze vondsten zijn niet bekend uit de vroegste periode, toen er niet of nauwelijks nederzettingen met
dergelijke handelscentra waren.
6 juni 2018
Terwijl vandaag wordt herdacht dat de westerse geallieerden 74 jaar geleden begonnen aan de operatie Overlord, de invasie op de stranden
van Normandië, ben ik vooral bezig met de Slag bij Vlaardingen, die dit jaar precies 1000 jaar geleden werd gestreden.
Graaf Dirk III had bij Vlaardingen een tol ingesteld. Dat was tegen het zere been van schippers in Tiel die zich gingen beklagen bij de
Duitse keizer. Die stuurde een legertje ijzervreters naar Vlaardingen om de lastige graaf een lesje te leren. Voor dat doel vervoerden de Tielse schippers
de tot de tanden gewapende mannen maar al te graag naar de plek des onheils. Maar het liep allemaal anders dan ze zich voorgesteld hadden. De strafexpeditie
draaide uit op een fiasco. De mannen van de keizer werden in de pan gehakt. De geschrokken schippers lichtten hun ankers en maakten dat zij
wegkwamen. Het eind van het liedje was dat de graaf heer en meester in het kustgebied bleef en Vlaardingen nog lang zijn positie kon handhaven
als belangrijkste handelshaven in de wijde omgeving.
Komende zaterdag en zondag wordt die slag in de Broekpolder (in het noordwesten van Vlaardingen) nog eens dunnetjes overgedaan door
vrijetijdsvechtersbazen in middeleeuws kostuum. Kom dat spektakel bekijken. Het is gratis!
16 mei 2018
In 1857 begon Matthias Hohner in Trossingen met de fabricage van mondharmonica's die al snel over de hele wereld werden verkocht.
In de jaren negentig van de vorige eeuw werd de productie verplaatst naar een industrieterrein ten zuiden van het stadje. De gebouwen
op de oude locatie in het centrum werden afgebroken om plaats te maken voor nieuwbouw. Daarbij werd in de winter van 2001/2002 in een
Merovingisch graf een vrijwel geheel intacte lier gevonden. Zou de oude Matthias het hebben aangevoeld toen hij deze plek uitkoos?
Door de ondoordringbare kleilaag in de plaatselijke bodem waren organische resten, zoals hout, textiel en leer, uitstekend geconserveerd.
De houten grafkamer waarin de lier lag, werd vanwege de slechte winterse weersomstandigheden voor een groot deel als één blok gelicht
om in zijn geheel naar de archeologische dienst te worden overgebracht. Uit jaarringonderzoek van planken uit de grafkamer kon worden
afgeleid dat de overledene in het jaar 580 ter aarde besteld werd.
De grafinhoud was onmiskenbaar van een belangrijk man die ongeveer 40 jaar oud is geworden. Hij was begraven in kostbare kleding, gemaakt
van stoffen uit het Middellandse-Zeegebied. Vermoedelijk was hij een krijgsheer die met zijn wapenrusting en zijn lier ter aarde was
besteld. Het instrument werd in de linker arm van de dode gevonden, een positie die we ook uit vroegmiddeleeuwse afbeeldingen van
lierspelers kennen.
De vondsten uit het graf worden sinds 2007, na acht jaar onderzoek, restauratie en conservering, in het Archäologischen Landesmuseum
Baden-Württemberg in Konstanz tentoongesteld. Middelpunt van de expositie is de lier die uit één stuk esdoornhout is gemaakt en een
lengte van 81 centimeter heeft. Ook het opgelijmde bovenblad is in deze houtsoort uitgevoerd. Uit slijtage en beschadigingen blijkt dat
het instrument werkelijk is bespeeld en niet alleen maar als statussymbool aan de overledene is meegegeven.
Een groot deel van de lier is zowel aan de voor- als aan de achterzijde voorzien van een ingesneden decoratie. Het hoofdmotief van het
bovenblad wordt gevormd door twee groepen van zes krijgers die tegenover elkaar staan met daartussen een rechtop geplaatste lans die
door de voorste krijgers wordt vastgehouden en waaraan banieren hangen. De beide armen en de achterzijde van het instrument zijn
versierd met tien velden met gevlochten banden van slangachtige dieren en dierenkoppen in Germaanse stijl. De insnijdingen zijn gevuld
met houtskool om te contrasteren met de - eens - lichte achtergrond van het esdoornhout.
Het tafereel met de twaalf krijgers past naadloos in de maatschappelijke verhoudingen van de krijgselite in de vroege middeleeuwen.
Maar daarover blog ik een andere keer.
29 april 2018
In 2001 en 2002 werden in een vroegmiddeleeuws grafveld in het Zuid-Duitse Trossingen twaalf graven ontdekt en onderzocht. In het grootste
en meteen ook het rijkste graf werd een grafkamer aangetroffen met een bed, afgedekt met een rijk bewerkt deksel. Naast dat bed waren
meubels en andere zaken geplaatst. De grafinhoud was onmiskenbaar van een belangrijke man die in het jaar 580 met kostbare kleding en
wapenrusting begraven was. In zijn linkerarm lag een zessnarig tokkelinstrument, een lier.
Het is deze lier die onderwerp is van een project dat ik samen met luthier (bouwer van snaarinstrumenten) Jan van Cappelle ben gestart.
Dit project zijn wij op verschillende manieren aan het uitwerken. Er wordt een natuurgetrouwe replica van het instrument gebouwd die door
enkele lierspelers zal worden uitgeprobeerd. Hun bevindingen worden, samen met het resultaat van geluidsmetingen aan het instrument, in
een boek gepubliceerd. Dat boek gaat niet alleen over de geschiedenis, de bouw, de uitvoeringspraktijk en andere muziektechnische
aspecten van de lier, maar ook over de maatschappelijke en culturele context.
De lier was in de vroege middeleeuwen het belangrijkste instrument van de Germaanse aristocratie. Hierop werden de verzen begeleid die in
de feesthal ten gehore werden gebracht tijdens bijeenkomsten van krijgsheren en hun gevolg. De lier stond in het middelpunt van een
heroïsche wereld die de migratieperiode kenmerkt. Daarmee is dit instrument een symbool bij uitstek van zijn tijd en zo is meteen duidelijk
dat de lier voor dit project is gekozen.
Er zijn in het hele Germaanse gebied resten van vroegmiddeleeuwse lieren of onderdelen opgegraven. Wij hebben speciaal voor de vondst uit
Trossingen gekozen, omdat dit instrument de best bewaarde lier is die tot nu toe ontdekt is. Het instrument is vrijwel compleet en
bovendien tamelijk recent opgegraven, waarbij gebruik werd gemaakt van de nieuwste geavanceerde technieken die de archeoloog ter
beschikking staan. Als kers op de taart is de lier van Trossingen bovendien aan alle kanten voorzien van ingekerfde versieringen.
De belangrijkste daarvan beeldt een twaalftal gewapende krijgers uit die een eed aan een banier lijken af te leggen. Het is een
tafereel dat naadloos aansluit bij de martiale samenleving waaruit de lier voortkomt.
De voorbereidingen voor het boek en de bouw van het instrument zijn in volle gang. Daarom zal ik de komende tijd met enige regelmaat over
allerlei aspecten ervan berichten. Hou mijn blogs dus in de gaten.
26 maart 2018
Pasen is voor de christenen het feest waarop Jezus uit de dood is opgestaan en daarmee het belangrijkste moment van het jaar. De oorsprong
van Pasen gaat terug op het Joodse Pesach, de herdenking van de bevrijding van het Joodse volk en de uittocht uit Egypte. Pesach viel in
de maand nisan van het Joodse jaar, ongeveer de tweede helft van maart en de eerste helft van april volgens onze tijdrekening. De
liturgie in de christelijke kerk begint met het feest van het licht, de paaswake, en de eucharistie.
De dageraad sluit mooi aan bij de verrijzenis van Jezus en
daarmee lijkt de cirkel rond. Maar klopt de bewering van Beda over de godin Eostre wel? De meningen zijn verdeeld. Het zou goed kunnen dat
de kerk zich door het volkse feest van het licht heeft laten inspireren, maar zeker weten we het niet. Wel is duidelijk dat de kerkelijke
liturgie van het paasfeest en de volkse gebruiken rond het lentefeest vermengd zijn geraakt.
17 maart 2018
Wijk bij Duurstede heeft als opvolger van Dorestad op scheepsbouwgebied een naam op te houden. Dankzij het initiatief van Wijkenaar en
regelneef in hart en nieren Coos van den Hoek gaat het er dan toch echt van komen. Dit voorjaar gaat de bouw van start
van een heus Vikingschip. Nou ja, niet een Vikingschip in strikte zin, maar een vrachtschip waarmee Scandinavische kooplieden met hun
negotie naar Dorestad voeren. Dat waren vreedzame schippers en niet de plunderaars die we tegenwoordig Vikingen noemen.
Er wordt een reconstructie op ware grootte gemaakt van een betrekkelijk klein vrachtschip dat ook wel bekend staat als een byrding. Dit
type werd voornamelijk op binnenwateren en voor de kustvaart ingezet. Het is verwant aan de grotere knarr die meer geschikt was op
volle zee te varen en tochten op de Atlantische Oceaan kon maken.
Model voor de reconstructie staat het goed bewaarde scheepswrak Skuldelev 3 dat op de bodem van de Roskildefjord in Denemarken is gevonden.
Dit zeer elegant ogende schip heeft een lengte van ongeveer 14 meter en een grootste breedte van 3,3 meter. Met een diepgang van 75 centimeter in
geladen toestand (laadcapaciteit zo'n 5 ton) was dit schip zeer geschikt om door ondiepe getijdenwateren te koersen,
bijvoorbeeld van Denemarken naar onze streken. Het heeft in de loop van de tijd al meerdere
scheepsbouwers geïnspireerd om een reconstructie te maken, de eerste in het scheepsmuseum in Roskilde, waar ook het wrak tentoongesteld wordt.
Het bouwteam in Wijk bij Duurstede bestaat uit een groep door de wol geverfde vrijwilligers die allemaal bedreven zijn in houtbewerking. De meesten hebben al
ervaring opgedaan met een klassiek binnenvaartschip dat eerder in Wijk bij Duurstede werd gebouwd. Ondergetekende gaat niet mee
timmeren, maar het ontwerp uitwerken, de bouw begeleiden en een studiemodel, schaal 1:20, bouwen.
Bij het ontwerp wordt gestreefd naar een historisch verantwoorde reconstructie, maar praktische zaken worden niet uit het oog verloren.
Want eenmaal afgebouwd krijgt het schip een vaste ligplaats in de stadshaven van Wijk bij Duurstede. Recreanten kunnen dan een tocht maken
op de Lek. De exploitatie komt in handen van de havenmeester en Museum Dorestad. Maar dat is allemaal toekomstmuziek. Eerst bouwen.
27 februari 2018
Als ik ergens een hekel aan heb dan is het aan de uitdrukking ‘de duistere middeleeuwen’. De middeleeuwen waren helemaal niet duister.
Ja ‘s nachts was het donker, maar overdag ging het er kleurrijk en vrolijk aan toe. Niks geen zielige mensen die in de modder
ploeterden om hun karige maal bijeen te schrapen in een somber landschap waar eeuwig mistflarden hingen. Laten we dit stereotype beeld
dat velen, gevoed door films uit Hollywood, op het netvlies hebben staan, gauw vergeten.
Volksfeesten werden onzedelijk genoemd. Februari, sprokkelmaand, is via sporkel een verbastering van het Latijnse spurkel dat
schunnig of ontuchtig betekent. Het was vanouds de maand waarin volksfeesten gevierd werden. Vandaar de titel boven dit stukje
'Smeerlapperijen in februari', een frase uit een kerkelijke lijst met verfoeibare heidense gebruiken uit de achtste eeuw.
Door er een christelijk tintje aan te geven werden de volkse eet- en drinkfeesten en de gemaskerde optochten door de kerk gekaapt. Zo ontstond
carnaval, het feestfestijn voor de christelijke vastentijd, waarbij de maatschappelijke verhoudingen - even - mochten worden omgedraaid.
Knechten werden meesters en meesters werden knechten. Daarna moest de sociale orde weer gauw worden hersteld. Dat dan weer wel.
17 januari 2018
Ze verkeerde in een vreemde spagaat tussen haar familie in Wessex en separatisten in Mercia. Hoewel ze naar de laatstgenoemde partij
neigde, moest ze toch schipperen om te voorkomen dat haar rijk volledig door Wessex zou worden ingelijfd.
In zijn Historia Anglorum schreef Hendrik van Huntingdon in de twaalfde eeuw een huldebetuiging aan Aethelfled: 'Heldhaftige
Aethelfled, roemrijke legerleider. Moedig als een man, hoewel vrouw van naam. Ook al had ze de titel van koningin, ze had de daden van een
koning.'
31 december 2017
Het bestrijden van boze geesten met herrie tijdens een maansverduistering is een gebruik dat door vroegmiddeleeuwse auteurs als Cesarius
van Arles en Hrabanus Maurus is beschreven. Minder duidelijk zijn de bronnen over het verjagen van geesten tijdens de jaarwisseling.
Eerder lezen we dat de geesten van overledenen, die tijdens overgangsperioden de barrière tussen de bovennatuurlijke en de alledaagse
wereld betrekkelijk eenvoudig konden passeren, gunstig moesten worden gestemd. Dat gebeurde bijvoorbeeld door voedsel te offeren of een
plaats voor hen aan een gedekte tafel in te ruimen.
Hoewel het niet ondenkbaar is dat vanouds boze geesten tijdens de jaarwisseling met lawaai werden verjaagd, is er maar weinig zekerheid
dat deze traditie waarop vuurwerkstokers zich tegenwoordig beroepen zo oud is als doorgaans wordt aangenomen.
Een goede jaarwisseling en een mooi 2018.
15 december 2017 - Gastblog Thomas Kamphuis:
Ik verdiepte mij in het standaardwerk over midwinterhoornblazen van Everhard Jans, en verbaasde mij hoe het midwinterhoornblazen in een
niet heidense maar christelijke traditie geplaatst wordt. Immers: ‘de oudste vermelding van het blaasinstrument blijkt uit 1485 te zijn’.
De auteur van het boek is jarenlang diaken van de Nederlands-hervormde kerk te Almelo geweest en is wel heel zendingsgericht in het
adresseren van de midwinterhoorn als zijnde niet heidens. ‘Rotstekeningen met lureblazers verdwijnen dan definitief in de ondoordringbare
nevel van de fantasie. Gelouterd kan het onderzoek nu voortgaan…’.
Tja, met zo’n vooringenomen blik heb je altijd gelijk. Herders hadden altijd hoorns bij zich, maar niet van de maat die we kennen van de
midwinterhoorn, die varieert van een kleine meter tot exemplaren van wel anderhalve meter. Hoe moderner de hoorn, hoe langer lijkt het wel.
Een verborgen vorm van penisnijd ten opzichte van de andere ‘bloazer’? Het lijkt er wel op, en vroeger was men daar blijkbaar toch minder mee
bezig.
De auteur stelt wel dat de midwinterhoorn voortgekomen is uit de signaalhoorn. Bij deze signaalhoorn wordt vervolgens door hem wel degelijk
een heidense, voorchristelijk gebruik toegekend. Op het Poolse platteland kent men een houten blaasinstrument dat veel overeenkomsten vertoont
met de midwinterhoorn, de ligawka. Tussen 1800 en 1950 (zo recent dus nog op deze wijze) werd deze gebruikt om wilde dieren (wolven)
af te schrikken, als communicatiemiddel, vooral bij nevel, tussen houtvlotters en om het binnenhalen van de oogst te begeleiden. Misschien ook
om onheil of boze geesten af te weren, of zo maar, als uiting van vreugde.
5 december 2017
Voor velen mag het maar een onooglijk afgebroken stukje zijn, toch gaat het om een deel van een echte gouden Vikingring en dat is een
zeldzaamheid, zeker voor onze streken. De ring heeft typerende ingeponste versieringen, zoals die ook bekend zijn van twee exemplaren
die bij de handelsplaats Dorestad zijn gevonden.
Het museum verwelkomt de nieuwe aanwinst als een belangrijke aanvulling van de collectie. Het fragment zal permanent tentoongesteld gaan
worden in de vaste opstelling die naar verwachting begin 2019 in het oude raadhuis op de Markt in Wijk bij Duurstede geopend wordt.
7 november 2017
Ten tijde van de Noormannen was niet alleen in Scandinavië de beer een tot de verbeelding sprekend dier. Bij diverse volkeren in delen
van Siberië bestond een uitgebreide viering en aan aanbidding grenzende verering van de beer, welke werd beschouwd als de hoofdgeest van
het bos en de taiga. Ook bij volkeren in Lapland, Finland en Karelië was dit het geval.
Over de precieze functie van veel van de Siberische dierstijlvoorwerpen uit die tijd tast men nog steeds in het duister. Veel voorwerpen
zijn dusdanig goed geconserveerd gebleven, dat ook wel gedacht wordt dat deze geen gebruiksfunctie hebben gehad, in de zin dat ze dagelijks
gedragen werden, al lijkt het oppervlakkig wel zo. Mogelijk werden de voorwerpen slechts toegepast in sjamanistische rituelen bij speciale
gelegenheden. Volgens het geloof van de Komi kon de sjamaan veranderen in verschillende dieren (een beer, wolf, raaf, ekster
of snoek). Zo kon hij delen van de wereld bereiken die voor mensen onbereikbaar waren.
Uiteindelijk werd de schedel van de beer aan de rand van het bos op een stok bevestigd. Hiermee werd de beer symbolisch teruggebracht
naar het bos en zo weer tot leven gewekt. Ook werd de schedel wel in de stal of kelder van een huis verstopt om kwade krachten af te
weren en ziekten te verbannen. De beenderen konden ook – opzettelijk – kwaad aanrichten: botten en kaken, verstopt onder een huis waar een
nieuwe bewoner in kwam, veroorzaakten een ongelukkig leven. Zo waren zelfs de beenderen van de mythische beer multifunctioneel..
21 oktober 2017
In de middeleeuwen was het geloof dat de doden konden terugkeren, wijd verbreid. Ze werden manes mortuorum, geesten van
overledenen, genoemd. Het rusteloze dolen van zielen in verdrukking stond ook wel bekend als de Wilde Jacht, die we ook als
Hubertusjacht en Kiefkesjacht tegenkomen.
Waarschijnlijk op een oude mondelinge traditie gebaseerd schreef Ordericus Vitalis, een monnik uit de abdij van Sint-Evroul in de
twaalfde eeuw, over dwalende doden:
Er verscheen een grote menigte voetvolk die op hun schouders dieren en kleden en spullen droegen die rovers op hun plundertochten plegen
mee te nemen. Maar allen weeklaagden en hitsten elkaar op tot meer spoed. De priester herkende onder hen vele buren die onlangs waren
overleden. Hij hoorde ze jammeren over de folteringen die ze doorstaan hadden vanwege hun misdaden.
Volgens de monnik werden de dolende zielen vergezeld door bijzondere wezens, dwergen met hoofden als tonnen, donkerhuidige reuzen en
allerlei demonen. Echt een tafereel zoals Jheronimus Bosch dat eeuwen later zou schilderen.
Hoewel het begrip 'ontslapen' in het bijzonder in christelijke kringen wordt gebruikt in uitdrukkingen als 'ontslapen in de Heer', is
het een misverstand dat deze formulering op de Bijbel terug te voeren zou zijn.
10 september 2017
De uitkomst van het onderzoek is gepresenteerd als een primeur, hoewel de onderzoekers zich ervan bewust waren dat er al eerder
vrouwengraven met wapens zijn gevonden. Bovendien weten we uit schriftelijke bronnen dat er strijdbare vrouwen waren. De middeleeuwse
geschiedschrijver Saxo 'de Geleerde' berichtte over Hetha en Visna die in de slag van Bravellir 'met mannelijke moed' streden. Ze hadden
het commando over de Deense strijdkrachten van koning Harald Blauwtand. Legendarisch is de naam van Inghen Ruaidh, de Rode Maagd die
met een Vikingbende meetrok om de bewoners van het Ierse Erinn groot onheil te brengen.
In mei blogde ik over het vrouwengraf op het Noorse Osebergschip, waarbij ik vermeldde dat hooggeplaatste magiërs vaak vrouwen waren,
zieneressen die soms met wapens begraven werden, misschien om hun macht als krijger-magiër te benadrukken. Het is dus niet uit te
sluiten dat de vrouw uit Birka, waarvan het DNA is onderzocht, zo'n krijgshaftige zieneres was.
5 september 2017
Het boek - de eerlijkheid gebiedt me wel te melden dat ik het Engelstalige manuscript The Half-Drowned King heb gelezen nog
voordat het boek gepubliceerd was - leest als een IJslandse saga en roept ook bij flarden de eigenaardige sfeer op die zo typerend is
voor dit genre. Dat is niet zo vreemd, want het verhaal is losjes gebaseerd op de legendarische avonturen die we kennen van deze saga's
en andere vertellingen uit het hoge noorden. Veel gegevens zijn ontleend aan een saga uit de Noorse koningskroniek Heimskringla,
namelijk die van Haraldr Hárfagri, de koning die in de negende eeuw het grootste deel van Noorwegen onder zijn heerschappij bracht.
Een hoogtepunt is voor mij de reis van Solvi en Svanhild naar Dorestad om de Deense krijgsheer Rorik te ontmoeten. Toch is het
ondenkbaar dat de christelijk gedoopte vazal Rorik er meerdere vrouwen op na hield. Ook is het niet waarschijnlijk dat hij als trouwe
vertegenwoordiger van de Frankische koningen gemene zaak met plunderende Vikingen zou hebben gemaakt. Het is slechts een klein puntje
van kritiek op een aantrekkelijke combinatie van avontuur en sfeertekeningen. Over het verhaal zeg ik verder niets om niets te verraden
voor degenen die het boek willen lezen. Doen!
28 augustus 2017
14 juli 2017
De Germaanse dondergod Thor die ook wel Donar genoemd wordt, of Thunor in Angelsaksische streken, had in het oorspronkelijk
Keltische cultuurgebied en ook bij de Saami in het hoge noorden collega dondergoden waarmee hij veel overeenkomsten vertoont.
De Kelten vereerden de dondergod Taranis die we in het Iers als Tuireann tegenkomen. Het woord donder komen we in hedendaags Cornish,
Welsh en Bretons nog tegen als taran. Taranis wordt vaak met een wiel geassocieerd, net als de cycloop Brontes (donder) uit de Griekse
mythologie. Het wiel, meestal zes- of achtspakig, was een Keltisch zinnebeeld dat vermoedelijk symbool stond voor de zon. We komen dit
wiel bijvoorbeeld op de Gundestrupketel uit Denemarken tegen en ook op verschillende munten. De Kelten offerden symbolische wielen, gaven
ze als grafgift mee aan de doden of droegen miniatuurwielen als amulet. Volgens de Romeinse dichter Marcus Annaeus Lucanus zouden er
mensenoffers aan deze godheid zijn gebracht.
Hoewel er verschillen zijn tussen de dondergod van de Germanen, de Kelten en de Saami, is het toch heel waarschijnlijk dat we met Thor,
Taranis en Horagalles met dezelfde god in verschillende culturele gedaantes te maken hebben.
25 juni 2017
Een warlord is een militair aanvoerder die met een gewapende macht heerst over een gebied dat binnen een soevereine staat ligt. In
veel gevallen opereren warlords onafhankelijk van het centrale gezag. Soms werken ze samen met dat regime, maar vaak varen deze
agressieve lieden een eigen gezagsondermijnende koers. Halverwege de negentiende eeuw werd het woord warlord gebruikt voor een
oorlogszuchtige heerser in algemene zin. In de vroege twintigste eeuw spitste het begrip zich door berichtgeving over gewelddadigheden in
de toen net gestichte Chinese republiek toe op de definitie die ik hiervoor gaf. In die betekenis heb ik het begrip warlord in mijn
boeken gebruikt.
Over onnodige Engelse woorden gesproken. Het boek Op-en-top Nederlands, een woordenlijst met overbodige Engelse woorden in onze taal, is
uitgebracht door de Nederlandse uitgever Brave New Books die het boek specificeert als een paperback. Oh, wacht even, het
is geen uitgever maar een self-publishingplatform dat met Printing On Demand werkt en waar schrijvers een eigen dashboard
hebben. Grappig.
24 mei 2017
Het Osebergschip in Noorwegen is het rijkste graf dat ooit in Scandinavië gevonden is. Het schip zelf is overdadig met houtsnijwerk
gedecoreerd en aan boord werd een verbijsterende hoeveelheid goederen gevonden die ook rijkelijk versierd waren. Er is veel
gespeculeerd over de twee vrouwen die op het schip waren bijgezet. Door alle pracht en praal waren onderzoekers ervan overtuigd dat
in ieder geval één van hen zeer vooraanstaand moet zijn geweest, vermoedelijk was ze zelfs een koningin. Het zou om koningin Asa, de
moeder van koning Halfdan de Zwarte, gaan die samen met een slavin op het grafschip was bijgezet.
Zowel mannen als vrouwen konden magische handelingen verrichten. Toch werd het bedrijven van magie vaak als onmannelijk beschouwd en
vooral met het vrouwelijke geassocieerd. Vandaar dat het beoefenen van de seidr als verwijfd werd gezien en wel in een sfeer van
(passieve) homoseksualiteit werd getrokken. Deze magiërs werden soms seidhherendr genoemd, androgyne wezens die geen man en geen
vrouw waren. Op sommige beeldstenen uit Gotland vinden we mannen die zich als vrouwen hebben verkleed. Graven met wapens werden altijd
automatisch aan mannen toegeschreven, totdat DNA-onderzoek uitwees dat de doden soms ook vrouwen waren, vooral in een magische context.
Mogelijk moesten die wapens hun macht als vrouwelijke krijger-magiër benadrukken.
Op één van de Deense Gallehus-hoorns lijkt een bebaarde vrouw afgebeeld. De oudste van de twee vrouwen op het Osebergschip had de
ongekende leeftijd van zo'n tachtig jaar bereikt. Door een hormonenstoornis moet zij een diepe stem en overmatige gezichtsbeharing
gehad hebben. Daarmee zou deze uitzonderlijke vrouw in haar al even uitzonderlijke graf heel goed een zieneres geweest kunnen zijn die zelfs
hoger geacht werd dan een koningin. Een boeiende gedachte.
28 april 2017
In de Karolingische periode lag er voor de Vlaamse kust in het mondingsgebied van de IJzer een
eiland dat Testerep heette. Een strook schorren achter een duinenrij werd aan de
landzijde begrensd door een parallel aan de kust lopende getijdengeul, de Testerepgeul.
Testerep doet erg aan Walcheren denken. Beide eilanden lagen aan een beschutte kreek bij een
riviermonding en hadden een gunstige ligging ten opzichte van een oversteek naar Engeland.
De opvallende overeenkomst tussen Walcheren en Testerep doet vermoeden dat ook het Vlaamse eiland
een rol bij de Noormannen heeft gespeeld. Niet alleen de ligging en de slechte bereikbaarheid over
land komen overeen, ook Brugge en Torhout, twee plaatsen die met de Noormannen in verband kunnen
worden gebracht, liggen er niet ver vandaan.
Er zijn dus allerlei aanwijzingen dat Testerep, net als Walcheren, mogelijk een piratennest was, een
pleisterplaats voor Noormannen. Aan het
begin van de twintigste eeuw liet koning Leopold II in Oostende – de grootste plaats op het
voormalige eiland – een stallencomplex in Scandinavische nep-staafkerkstijl bouwen. Toeval of
historisch inzicht? Wie zal het zeggen.
9 april 2017
Wanneer begonnen de middeleeuwen nu precies in onze contreien? Of anders gezegd: wanneer eindigde de
Romeinse periode in het westen? Heel eenvoudig, dat was in het jaar 500. Nou ja, ongeveer dan. Zo heb
ik het tenminste op school geleerd. Om precies te zijn was het in 476, want toen werd de laatste
keizer in Rome afgezet. Of was het al in 455, toen Rome geplunderd werd door de Vandalen die er de
macht overnamen? Maar wacht even, al in 410 waren de Visigoten hen
voorgegaan. Of was het einde van de Romeinen toch nog eerder?
Misschien begonnen de middeleeuwen bij ons met de opkomst van de Franken. Zij waren niet de enige
Germaanse invallers, maar hun rijk werd tegen het einde van de vijfde eeuw onder Childerik
en zijn zoon Chlodovech een machtsblok van betekenis dat zo ongeveer heel Gallië besloeg. Voor hen
waren er echter al Frankische krijgsheren van naam, zoals Chlodio in de eerste helft van de vijfde
eeuw of Arbogast die al in de vierde eeuw in Gallië de dienst uitmaakte en er zijn eigen volksgenoten
versloeg. Nog eerder, al in 260, werd door een dwarse keizer het Gallische Rijk gesticht in een eeuw
waarin Germaanse volken Gallië binnenvielen. Wanneer begon zich eigenlijk een
onafhankelijk Gallië te ontwikkelen dat zou leiden tot het Frankische Rijk?
Ik hoop dat ik met al deze vaagheden duidelijk heb gemaakt dat er helemaal geen scherpe overgang
tussen de Romeinse periode en de middeleeuwen bestaat. Er is eerder sprake van een continuïteit
tussen de late derde en de vroege zevende eeuw, een tijdvak waarin Germaanse, vooral Frankische,
krijgsheren die zich vanaf de vijfde eeuw koningen noemden, in Gallië de lakens uitdeelden. Dat
deden ze al of niet onder formeel oppergezag van Rome dat nauwelijks nog enig autoriteit liet
gelden.
Het is vandaag Internationale Vrouwendag en dat is een mooie gelegenheid om een vroegmiddeleeuwse vrouw in het zonnetje te zetten. Daarvoor
kies ik Hilda van Whitby die de naam had, en nog altijd heeft, het onderwijs voor vrouwen te stimuleren. We kunnen haar als een symbool voor
de scholing van vrouwen beschouwen. Dat is bijzonder voor een vrouw die in de zevende eeuw leefde, in een tijd waarin mannen het onderwijs
organiseerden en vrouwen niet of nauwelijks geschoold werden. Terecht is zij de patrones van veel onderwijsinstellingen geworden.
Hilda van voorname afkomst. Zij werd rond 614 geboren als een dochter van Hereric, een neef van koning Edwin van Northumbrië, en diens
echtgenote Breguswith. Hilda koos voor een monastieke carrière. Zij stichtte een bescheiden klooster op het landgoed Werhale ten noorden
van de Wear dat de bisschop haar in 648 schonk. Na een jaar benoemde de bisschop haar tot abdis van de abdij van Hartlepool. Van daaruit
stichtte Hilda in 657 aan de monding van de Esk het klooster van Streoneshalh dat na de komst van de Noormannen in de negende eeuw Whitby
genoemd werd. Hilda introduceerde in haar stichtingen in Hartlepool en Whitby de Iers-Keltische monastieke traditie.
Die traditie handhaafde ze doortastend, zeer tegen de zin van het Roomsgezinde deel van de geestelijkheid. Toch wist ze zich succesvol te
weren tegen machtige bisschoppen en andere geestelijken. Door onderwijs en cultuur te stimuleren speelde zij ook buiten de kerkpolitieke
arena een belangrijke rol.
20 februari 2017
Er zijn maar weinig Nederlandstalige uitgaven van IJslandse saga’s. Als zo’n uitgave ook nog eens rijk geïllustreerd is,
mag dat helemaal bijzonder genoemd worden. Toch heeft er ooit zo’n verhaal in het weekblad Donald Duck
gestaan, geïllustreerd door niemand minder dan Hans Kresse, de geestelijke vader van Eric de Noorman.
Het door Peter van Hasselt geschreven verhaal Olaf de held van IJsland is in 1959 als feuilleton verschenen.
Dit verhaal is gebaseerd op het eerste deel van de IJslandse Laxdæla saga, de saga van het dal van de Zalmrivier.
Kern van deze vertellingl vormt de vijandschap tussen twee neven die samen opgroeiden en dikke vrienden waren, totdat ze
allebei verliefd werden op de mooie Gudrun. Dat was het begin van een rivaliteit die uiteindelijk zou resulteren
in doodslag en de daaruit voortvloeiende familievete. Toch is voor ons de kern van de Laxdæla saga niet het meest
interessante deel. Dat is vreemd genoeg het fascinerende inleidende deel dat zich laat lezen als een familiekroniek met
tal van verrassende gebeurtenissen.
Het is lastig om de oude afleveringen van Donald Duck met deze feuilleton te vinden, maar gelukkig is het verhaal in zijn geheel,
inclusief de schitterende illustraties, opnieuw uitgegeven in een mooi vormgegeven boek in full colour en met harde kaft dat
hier kan worden besteld. Echt een aanrader!
31 januari 2017: gastblog Thomas Kamphuis
Vandaag wordt op de Shetlandeilanden het jaarlijkse Up Helly Aa-feest gehouden. Het meest iconische
beeld is wel het hoogtepunt van de ceremonie, waarbij een Vikingschip in vuur en vlam wordt gezet.
De schepen achter je verbranden krijgt zo een wel heel letterlijke betekenis, maar misschien is er
hier, in overdrachtelijke zin, óók iets van waar...
De oorsprong van Up Helly Aa is niet eenduidig. Hoe het feest gevierd wordt, is door de eeuwen heen
totaal veranderd. Het einde van de joelperiode, dat in het Nederlands Driekoningen heet, werd in
het Engels in de vijftiende eeuw Uphaliday genoemd, en in 1774 werd het in Schotland ook onder
die naam gevierd.
De traditie van het verbranden van het schip – het ten grave dragen van de donkere winterperiode,
het verwelkomen van het licht – gebeurt sinds het einde van de jaren 80 van de negentiende eeuw. Ofwel: hoe
het verbieden van veronderstelde ongeregeldheden tot een nóg groter heidens gebruik kon leiden. Een
al dan niet gefragmenteerde oorsprong van het feest als achtergrond.
9 januari 2017
21 december 2016
In het Middellandse Zeegebied werd de zonnegod vereerd die bij de Romeinen bekend stond als
Sol Invictus. In de vroege vierde eeuw, tijdens het bewind van keizer Constantijn werd het
feest van deze godheid dat op 25 december gevierd werd als de ‘dag van de geboorte van de
onoverwinnelijke zon’, vervangen door het feest van de geboorte van Christus.
De geboorte van de god van het licht werd vervangen door de geboorte van Christus. De Christusmis,
die tot Kerstmis verbasterde, won aan belang toen Karel de Grote zich in 800 op eerste Kerstdag tot
keizer liet kronen. Kerstmis werd een christelijk feest, maar bleef wel heidense trekken houden,
zoals de copieuze maaltijden, de brandende kaarsen, de cadeaus, de kerstkaarten avant la lettre,
de kerst(nacht)mis, zelfs de bebaarde Odin die in Scandinavische mythen Joelvader genoemd wordt,
lijkt een inspiratiebron voor de hedendaagse kerstman. Alleen van de kerstboom heb ik geen
vroegmiddeleeuwse voorloper kunnen vinden.
Ik wens alle trouwe lezers van mijn blogs prettige kerstdagen en een goede jaarwisseling!
4 december 2016
Voor het Bonifatiusjaar ten einde is, voer ik hem nog één keer ten tonele, of eigenlijk het beeld
dat in Dokkum staat. Velen weten te vertellen dat de missionaris daar in 754 door de heidense
Friezen werd vermoord. Het werd ter nagedachtenis aan Bonifatius opgericht, maar is evengoed te
beschouwen als een monument ter herinnering aan het verzet van de heidense bevolking tegen het
oprukkende christendom.
Bonifatius was met groot vertoon door ‘het afgelegen deel van Frisia getrokken waar heidense riten
werden uitgevoerd’. Met een heel circus van monniken, priesters, diakenen, soldaten (!) en allerlei
hulpkrachten kwam hij naar Frisia waar hij tot grote woede van de bevolking afgodsbeelden en
heidense cultusplaatsen vernielde. Diezelfde bevolking werd vervolgens door het zwaard gedwongen hun
heidense praktijken af te zweren om over te gaan naar de godsdienst van de gehate Frankische
bezetter. Een Friese reactie op deze provocatie kon niet uitblijven. In de ochtend van de vijfde
juni van dat jaar 754 werd het tentenkamp op de oever waar de schepen lagen afgemeerd, aangevallen.
Niemand van het gezelschap, inclusief Bonifatius zelf, overleefde dit gewapende treffen.
Wie het beeld in Dokkum goed in zich opneemt, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat het
afwerende gebaar eerder tegen heidenen in het algemeen dan specifiek tegen de aanvallers van
Bonifatius gericht is. We zouden het eveneens kunnen opvatten als een zinnebeeld van de kerk die
zich tegen het heidendom keerde. Het is daarmee ook te beschouwen als een monument voor de strijd
tegen de oprukkende onvrijheid van godsdienst.
Deze blog is een korte weergave van mijn essay ‘Bonifatius en het heidendom’ in
de net verschenen bundel Vrijdenken & humanisme in Nederland. 40 Plekken van herinnering
onder redactie van Bert Gasenbeek.
16 november 2016
Deze week verscheen De eerste Gouden Eeuw, een licht gewijzigde herdruk van mijn boek uit 2011. Het is maar
liefst het vierde boek van mijn hand dat dit jaar uitkwam. Vier! Eerder deze maand verscheen De Franken dat
voor een belangrijk deel op Koningen en krijgsheren uit 2009 is gebaseerd. De andere twee uitgaven
De Romeinen en Bonifatius in Dorestad zijn wel helemaal nieuw.
Vanwaar zoveel boeken? Dat komt omdat het leven een aaneenschakeling van kleine writer’s blocks is, waar ik een
truc op heb gevonden. En dat is gewoon aan meerdere boeken tegelijk werken. Als ik dan even geen inspiratie voor het
ene onderwerp heb, dan kan ik altijd wel weer aan een ander thema verder. De afgelopen periode kon ik verschillende
projecten afronden die al een tijdje liepen. Het gevolg is dat er dit jaar in korte tijd naast enkele artikelen de
genoemde vier boeken konden verschijnen.
Waarom schrijf ik toch al die boeken? Doe ik dat voor mezelf? Welnee, dat is net zoiets als in jezelf praten. Trouwens,
dan zouden die boeken niet uitgegeven hoeven worden, één exemplaar zou volstaan. Maar nee, mijn teksten worden door
kundige drukkers en boekbinders vermenigvuldigd, omdat ze voor anderen, mijn Lezers, bedoeld zijn. Dat zijn vooral
anonieme Lezers, afgezien van die enkeling die me aanklampt om me verheugd te vertellen meerdere boeken van mij in de
kast hebben staan. Ik mompel dan iets vaags, waaruit zou moeten blijken dat ik verguld ben dat ik zelfs tot in de
boekenkast van deze Lezer ben doorgedrongen.
30 oktober 2016
Halloween is een uit Amerika overgewaaide verkleedpartij met een commerciële achtergrond. Oorspronkelijk had dit
griezelfeestje dat morgenavond gevierd wordt, een meer serieuze ondertoon. Halloween is een verbastering van het
Engelse all hallows eve dat wij kennen als Allerheiligenavond. Halloween heeft een tamelijk complexe
ontstaansgeschiedenis die ons langs Romeinen, Kelten en Franken voert. Dus, ga er even voor zitten.
Allerheiligen valt op 1 november, ongeveer op de dag waarmee volgens de Keltische kalender de winter begon, nadat de
oogst was binnengehaald en een deel van het vee voor de winter geslacht werd. Daarmee kan deze dag als een Keltisch
‘Nieuwjaar’ worden opgevat. In het Gaelic wordt dit ‘Nieuwjaar’ Samhain genoemd (letterlijk zomereinde).
Samhain komt herhaaldelijk voor in de vroegmiddeleeuwse Ierse mythologische traditie, in de rijke orale
overlevering die door monniken is vastgelegd. Daarin vinden we beschreven dat tijdens Samhain
de poort tot de bovennatuurlijke wereld geopend was, waardoor geesten konden binnendringen om bezit te nemen van de
levenden. Want in de overgang van de zomer naar de winter was de scheiding tussen het aardse bestaan en de bovennatuurlijke
wereld minimaal. Daardoor konden onheil brengende geesten en dwalende zielen van overledenen die barrière eenvoudig
passeren. Om de geesten gunstig te stemmen werd er buitenshuis voedsel geofferd. Voor een gestorven familielid werd
aan tafel een plaats ingeruimd. Bovendien werden door vermommingen de geesten misleid.
In Gallië werden in de eerste weken van januari feesten georganiseerd ter ere van de Romeinse god Janus, waarbij de
feestgangers zich als herten of andere dieren vermomden. Al in de late Oudheid werden er in het Keltische cultuurgebied
op nieuwjaarsdag hertenmaskers gedragen, mogelijk in verband met de geweidragende Keltische god Cernunnos. Volgens het
leven van de heilige Hilarius zetten de inwoners van het Zuid-Gallische Mende tijdens de festiviteiten begin januari een
hertenkop op hun hoofd. Op een bronzen plaquette uit de tweede eeuw die in de buurt van Lyon gevonden is en waarop een
kalender gegrift is, vinden we het Gallische Samon(ios) dat verwant is aan Samhain.
De Gallo-Romeinse Nieuwjaarsmaskerade is op de Britse Eilanden verschoven naar het begin van november waarop vanouds Samhain gevierd werd. En zo zijn we
weer terug bij Halloween. Ik waarschuwde al dat het wat ingewikkeld is.
19 oktober 2016
Een student antropologie met de specialisatie heidense rituelen aan de universiteit van zijn planeet in het
zonnestelsel van Alpha Centauri is naar de aarde gereisd om veldwerk te doen voor zijn scriptie. Hij heeft een open
plek gevonden waar gelovigen een gewijde cultusplaats hebben ingericht waar zo’n twee dozijn priesters met een bijzondere,
verheven status een rituele dans uitvoeren. Het volk staat erom heen, maar mag de heilige grond niet betreden op straffe
van excommunicatie. Iedereen is uitgedost met felgekleurde rituele kleding en vreemde hoofddeksels. Sommigen hebben hun
gezicht beschilderd. Alle omstanders voeren een merkwaardige, synchrone dans uit en slaken kreten die doen vermoeden dat
het hele gebeuren erop gericht is om in een gezamenlijke trance te geraken.
De student is helemaal verrukt van dit kleurrijke gebeuren, ook al is de onderliggende bedoeling van dit bizarre
schouwspel hem onduidelijk. Ook ik kan dit ritueel met enige regelmaat waarnemen, althans de geluiden die daarbij
gemaakt worden. Want ik woon op gehoorafstand van voetbalstadion Galgenwaard in Utrecht.
Ik zou me maar al te graag in de vroegmiddeleeuwse mens willen verplaatsen. Maar net als de student van Alpha Centauri
heb ik grote moeite om hen te doorgronden. Toch ga ik de komende tijd proberen of ik een glimp van hun denkwereld kan
achterhalen, ook al is die, net als Alpha Centauri, lichtjaren van onze moderne wereld verwijderd. Sommige in het oog
springende aspecten zullen in deze blog nog wel eens de revue passeren.
7 september 2016
Ik prijs mezelf een gelukkig man. Terwijl velen reikhalzend naar het nieuwe seizoen van de serie House of cards
uitkijken, kan ik mij permanent onderdompelen in het gekonkel van de vroegmiddeleeuwse collega’s van de fictieve
Amerikaanse president Frank Underwood en zijn al even op macht beluste echtgenote Claire. Want op dit moment leg ik de
laatste hand aan het boek De Franken in België en Nederland. Heersers in de vroege middeleeuwen dat begin volgende
maand gaat verschijnen.
In dat boek probeer ik naast de geportretteerde Frankische koningen enkele van hun echtgenoten voor het
voetlicht te brengen. Ook al werden vrouwen maar een bescheiden rol toegedicht, tussen de regels door
kunnen we lezen dat zij wel degelijk van belang waren, al was het maar omdat zij dichter bij de regerende vorst stonden
dan wie dan ook. Onder hen waren zeer ambitieuze vrouwen – van het type Claire Underwood – die grote invloed op het
regeringsbeleid uitoefenden.
Als first lady stond Judith haar echtgenoot terzijde bij officiële aangelegenheden. Doordat ze het hof bestierde, kon
ze invloed op het regeringsbeleid uitoefenen, bijvoorbeeld door te bepalen wie toegang tot de keizer had.
1 augustus 2016
Volgens de Annalen van Fulda plunderde een bende Noormannen in 881 de koninklijke palts in Aken. De kroniekschrijver voegde er
verbolgen aan toe dat de onverlaten de kapel van de Frankische koning als paardenstal hadden gebruikt. De plunderaars behoorden tot
een alliantie van Noormannen die twee jaar eerder uit Engeland was verdreven. Ze waren met hun schepen naar Vlaanderen gekomen, waar
ze de wijde omgeving onveilig maakten.
In de jaren die volgden werden de plunderaars brutaler en trokken steeds verder het binnenland in. Uiteindelijk troffen ze het hart van
het Frankische Rijk, het Rijn-Maasgebied waar de koningen hun belangrijkste bezittingen hadden.
Aken vormde daar het vorstelijke centrum van met de achthoekige paltskapel als symbolisch brandpunt. De Noormannen hadden met hun
barbaarse ontheiliging van die kapel de Franken niet erger kunnen treffen.
Ik moest aan dit alles denken toen ik afgelopen week de kapel in Aken bezocht die Karel de Grote rond 800 naar Byzantijns voorbeeld had
laten bouwen. Het ontwerp was vooral geïnspireerd door de San Vitale in Ravenna. Voor de bouw werd gekleurd marmer en mozaïekwerk uit
Italië aangevoerd, zelfs Romeinse beelden en complete zuilen werden naar het noorden verscheept. Het interieur is dan ook indrukwekkend,
zeker voor een bouwwerk dat zo noordelijk ligt. Geen wonder dat er eeuwenlang Duitse koningen gekroond werden op deze plaats waar het
prestige van Karel de Grote op hen afstraalde.
Het is op zich al een wonder dat de kapel er na twaalf eeuwen nog altijd staat, zeker na de verwoestingen die in de Tweede Wereldoorlog in
de Akense binnenstad zijn aangericht. De oorspronkelijke paltskapel vormt tegenwoordig samen met het gotische koor de bisschoppelijke
Dom van Aken en is het enige deel van het Karolingische paltscomplex dat bovengronds bewaard is gebleven. Daarmee is dit stukje Aken
voor mij een beetje heilige grond.
Toen ik in de kapel rondliep heerste er beslist geen heilige sfeer, want de kerk werd overspoeld met fotograferende toeristen, compleet
met baseballpetjes. Nog een geluk dat de vele Pokémon Go-spelers hun virtuele monstertjes buiten de deur vingen.
Toegegeven, ik was ook één van de toeristen die de kapel (over)bevolkten. Toch kreeg ik bij het zien van de menigte onwillekeurig een
beeld voor ogen van de ontzetting van de Frankische elite toen de kapel door de heidense horde Noormannen als paardenstal gebruikt werd.
21 juni 2016
Vanochtend overleed journalist en schrijver Henk Hofland. Jarenlang heb ik met plezier zijn uitstekend geschreven columns
in NRC Handelsblad gelezen. Daarin schreef hij op 24 juli 2004 over een tocht die hij kort daarvoor naar Wijk bij Duurstede
had gemaakt. De aanleiding was de schoolplaat ‘De Noormannen voor Dorestad’. Hij vroeg zich af wat er zou zijn gebeurd als Dorestad
niet door de Noormannen was geplunderd. ‘Dan had Johan Herman Isings er geen schoolplaat van gemaakt en dan was ik niet, of
misschien om een andere reden, naar Wijk bij Duurstede gegaan.’
Dus op naar Museum Dorestad. Daar vond Hofland van alles. ‘Beenderen, gereedschap, versieringen, wapens, wat een mens in vroeger tijden
nodig had, en in een andere vorm, nog nodig heeft. Een mooie haarspeld. Probeer je de vrouw voor te stellen die dat kleine ding heeft
gebruikt, hoe ze het zorgvuldig in haar haar heeft gestoken, wie haar heeft bewonderd, hoe het verloren is gegaan.’
‘Isings, waar bent u, dacht ik. De stenen kunnen wel spreken, maar ze hebben een vertaler nodig. Iemand die het kan vertellen, op zo'n
manier dat je begrijpt waarover het gaat.’ Het zijn mooie woorden van een begenadigd schrijver en bovenal scherpe waarnemer.
29 mei 2016
De vroege middeleeuwen staan niet bepaald bekend vanwege industriële bedrijvigheid. Toch was er al een bloeiende ijzerindustrie, want
ijzer werd hogelijk gewaardeerd. De winning en verwerking was een specialisme dat veel vakkundigheid vereiste. Bovendien was het niet
zomaar een technologie. Het proces was met rituelen omgeven, want in de vroege middeleeuwen bestond er een wereldbeeld waarin alles
verweven was, een kosmologie waarin de stoffelijke wereld één geheel met de spirituele wereld vormde.
In Scandinavië zijn productieovens midden in grafvelden aangetroffen. Er zijn aanwijzingen dat er tijdens het proces verkoolde
menselijke beenderen werden gebruikt, alsof de overledene als het ware in een ijzeren voorwerp werd gereïncarneerd. De smid kon zo de
kracht van de dode in een wapen overbrengen. Soms wordt de ijzeroven met een barende vrouw vergeleken. Uit Zambia zijn ovens van het volk van de
Chokwe bekend waaraan zelfs vrouwelijke vormen, zoals borsten, worden geboetseerd. De vergelijking van de ijzeroven met een vrouw
vinden we ook bij het volk van de Fipa in Tanzania. Daar mag de smid tijdens het productieproces geen gemeenschap met een vrouw hebben.
Dat wordt als overspel beschouwd, op straffe van een mislukte ijzerproductie.
Dit seksuele aspect is ook duidelijk aanwezig bij de ijzerproductie in Nepal, waar de oven eveneens als de symbolische vrouw van de
smid wordt beschouwd, het inbrengen van de tuyere, de blaasmond, in de oven als de geslachtsdaad. Het zijn handelingen waar een taboe
op rust en waarbij niemand anders dan alleen de smid aanwezig mag zijn. Daarbij moet hij volledig naakt zijn om de intimiteit tussen
hem en 'zijn vrouw' te benadrukken. Niet toevallig is het Nepalese woord voor blaasmond bijna gelijk aan dat van het mannelijke
geslachtsdeel.
Dichter bij huis vinden we in de Germaanse mythologie net zo'n metafoor waarin de ijzeroven met een barende vrouw vergeleken wordt:
In het oosten zat de oude vrouw, In het IJzerwoud
We kunnen in 'de oude vrouw' een metafoor zien van de ijzeroven die het gebroed van Fenrir, oftewel het ijzer, baarde waarvan
wapens gesmeed werden. Fenrir was de wolf die de godenwereld bedreigde. In het bloederige vervolg van het vers zien we wat
die wapens allemaal aan zouden richten.
14 mei 2016
Eind 2013 verscheen mijn boek De Friezen - De vroegste geschiedenis van het Nederlandse kustgebied met daarin het hoofdstuk
'Tussen noordelijke en zuidelijke koningen'. Dat handelt over de bijzondere positie van de Friezen die in de vroege middeleeuwen
enerzijds deel uitmaakten van een Noordzeecultuur, waardoor ze nauwe culturele en economische banden met de Denen hadden.
Anderzijds behoorden ze tot het Frankische Rijk. De Franken waren behalve overheersers, waar ze zich naar hadden te schikken, ook
belangrijke handelspartners. Hoe stelde de bevolking zich tussen de partijen op toen de Denen en de Franken met elkaar in conflict
raakten?
'Tussen noordelijke en zuidelijke koningen' is de vrucht van een jarenlange samenwerking met Dirk Jan Henstra, kenner van de Friese
geschiedenis bij uitstek. Tussen 2001 en 2006 werkten we gezamenlijk aan dit vraagstuk, waarbij we elkaar bijna wekelijks met brieven
bestookten - Dirk hield niet zo van mailen. We bleven steeds uiterst kritisch naar elkaar en daardoor ontstond een doortimmerd
resultaat waar we allebei trots op waren.
Afgelopen donderdag overleed Dirk Jan Henstra die al jaren met zijn gezondheid kwakkelde. Gelukkig heeft hij nog wel de publicatie
en het enorme succes mogen meemaken van De Friezen, een boek dat door 'ons' hoofdstuk eigenlijk ook een beetje van hem is. Een
betere plek dan in dit succesvolle boek had Dirk zich niet kunnen wensen.
7 april 2016
Het beeld van de Noormannen als bebaarde woestelingen, als Vikingen die met gehoornde helmen proletarisch in onze streken kwamen
shoppen, is voornamelijk in de negentiende eeuw ontstaan. Niet gekweld door enige historische kennis husselden populaire schrijvers
gegevens door elkaar en dikten die aan waar ze konden. Alles voor het beoogde effect. Veel historici lieten zich door de tijdgeest
meeslepen en omschreven de Viking als een meedogenloze plunderaar, een flat character die er lustig op los sloeg.
Hoe verfrissend is het dan een boek uit de negentiende eeuw te lezen waarin het Noormannentijdperk opmerkelijk goed onderbouwd en
redelijk genuanceerd is beschreven. Ik heb het over het boek getiteld: De Noormannen in Nederland dat in 1834 en 1835 in
twee delen door de Utrechtse hoogleraar Joan Hugo van Bolhuis gepubliceerd werd.
Deze auteur is volledig in het vergeetboek geraakt. Geïntrigeerd door zijn werk probeerde ik meer over hem te weten te komen en
daarbij deed ik twee merkwaardige ontdekkingen. Om te beginnen was Van Bolhuis op 38-jarige leeftijd op een bijzondere manier om
het leven gekomen. Hij bezweek aan de gevolgen van een duel met pistolen en had daarmee de twijfelachtige eer hiervan het laatste
dodelijke slachtoffer in ons land te zijn. Maar belangrijker voor deze blog is wat ik ontdekte over Noormannenrelaas.
Die blijkt hij oorspronkelijk te hebben geschreven als inzending voor een prijsvraag die in 1831 was uitgeschreven door het deftige
Provinciaal Utrechts Genootschap dat vroeg om: 'Eene geschiedenis van de invallen en togten der Noormannen en Deenen,
in Noord-Nederland, gedurende de 9de, 10de en 11de Eeuwen.'
Van Bolhuis, die datzelfde jaar als lid tot het genootschap toetrad, had zijn werk volgens de reglementen ingediend: in een ander
handschrift dan het zijne en ondertekend met een zinspreuk. Die spreuk moest dan met de naam van de auteur separaat in een verzegelde
enveloppe worden bijgevoegd. Van Bolhuis heeft de prijs niet gewonnen. Ik heb in de archieven van het genootschap tevergeefs naar een
winnende inzending gezocht en ik ben er ook niet achter gekomen wie de prijs dan wel heeft kunnen bemachtigen. Het is niet erg
waarschijnlijk dat er een betere inzending was. Ik vermoed dat Van Bolhuis niet kon opschieten met de deftige hoge heren die de prijsvraag
vermoedelijk stilletjes hebben afgeblazen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft het weinig flexibele en principiële karakter van Van
Bolhuis - dat hem uiteindelijk fataal werd - hem van de prijs afgehouden.
Honderd jaar na de prijsvraag verwonderde de gezaghebbende historicus Izaak Hendrik Gosses zich erover dat Van Bolhuis de prijs niet
had gewonnen. Hij stelde vast dat 'Voor langen tijd den weetlust der Nederlanders omtrent deze periode uit hun geschiedenis is
gestild.' Ik kan niet anders dan de waardering die Gosses opbracht voor het werk van de man die als een romantische Viking ten onder
is gegaan, ten volle met hem delen.
17 maart 2016
Vandaag werd ik kort geïnterviewd voor het NPO Radio 1-programma De Nieuws BV. De aanleiding was een bericht dat de Noorse
massamoordenaar Anders Breivik een aanhanger van de Germaanse God Odin is. Het wapen waarmee hij tientallen jongeren op het eiland
Utoya de dood in joeg had hij Gungnir genoemd, naar de magische speer van Odin. Daarmee maakt deze oppergod volgens de
programmamakers een rechtse come-back, ook al omdat hij in ultrarechtse kringen wordt omarmd.
Hun wat populair gestelde vraag aan mij: "Wat is die Odin eigenlijk voor knakker?" Tja, wat kun je in een paar zinnen over Odin zeggen?
Dat hij werd beschouwd als een god van het slagveld, van gesneuvelde warriors die hij verwelkomde in het walhalla. Dat hij
zichzelf negen dagen in een boom ophing om achter het geheim van het magische runenschrift te komen. Dat er op gelijke wijze, door
opknoping mensen aan Odin werden geofferd. Dat de Nationaalsocialisten de hele Germaanse mythologie en Odin in het bijzonder voor
hun eigen propaganda hebben gekaapt, om hun eigen heldhaftige imago te onderstrepen. Net zoals ze dat overigens met de Vikingen
hebben gedaan die werden gepresenteerd als raszuivere, blonde oer-Germanen, een voorstelling die niet alleen verwerpelijk, maar
ook nog eens geheel onjuist is. En juist deze fascistische ideologie van Adolf Hitler en zijn trawanten is de link naar de verknipte
geest van Anders Breivik.
De inktzwarte racistische propaganda van de nazi's zou de Germaanse mythologie nog decennialang in haar greep houden.
Vikingen, runen, eikenloof, cultusplaatsen, noem maar op, van alles, zelfs de muziek van Richard Wagner stond lange tijd in een
kwaad daglicht. Gelukkig is dat gevoel wat gesleten en kunnen we tegenwoordig met een meer neutrale blik naar de Germaanse mythologie
kijken. Dat is mooi, want we hebben met een brok immaterieel cultureel erfgoed van Noordwest-Europa te maken dat het waard is om op
een positieve manier aan te pakken. Daarom is het jammer dat Odin door Breivik in een kwaad daglicht wordt gesteld.
1 maart 2016
Dit jaar is het precies dertien eeuwen geleden dat de Angelsaksische missionaris Bonifatius in Dorestad van boord stapte.
Hij popelde om een bijdrage te kunnen leveren aan de verspreiding van het christelijke geloof op het vasteland van Europa.
Bonifatius maakte toen een valse start, want het hele rivierengebied was net in handen van de heidense Friezen gevallen.
Zonder iets bereikt te hebben, keerde hij terug naar Engeland, zijn vaderland.
Maar drie jaar later had de Frankische hofmeier Karel Martel de Friezen verdreven en kon Bonifatius naar onze streken terugkeren.
Samen met de eveneens uit Engeland afkomstige Willibrord maakte hij werk van de kerstening van de heidense bevolking. Dat gebeurde bepaald niet erg zachtzinnig. Onder
gewapende begeleiding van Frankische militairen werden heidense heiligdommen te gronde gericht en afgodsbeelden vernield.
Zo eindigde het continentale avontuur dat de ambitieuze en immer energieke Bonifatius in 716 in Dorestad was begonnen. 1300 jaar,
zo'n afgerond getal heeft iets magisch. Het brengt een gebeurtenis uit het verleden gevoelsmatig wat dichterbij, alsof je even door
een wormgat van de ruimte-tijdkromme kruipt. Het is maar een gevoel, ik weet het.
De komst van Bonifatius naar Dorestad wordt dit jaar uitgebreid
10 februari 2016
In zijn essay 'Oorlog in de grote paradijzenfabriek' in de NRC van 6 februari schreef Arnon Grunberg over
gevoelens van broederlijkheid en solidariteit bij IS-strijders, over eer en aanzien van deze jihadisten, de sensatie ergens
bij te horen. Toen ik zijn boeiende essay las, moest ik denken aan soortgelijke drijfveren bij plunderende Vikingen.
Op het eerste gezicht lijkt het verkrijgen van buit hun voornaamste motief. Toch is dat maar gedeeltelijk waar. Minstens zo
belangrijk is de status die zij nastreefden. Vikingtochten werden vooral uitgevoerd door warlords, mannen van naam die
voldoende middelen hadden om snelle langschepen aan te schaffen en volgelingen aan zich te binden. Die beschouwden het als een
eer om onder bepaalde warlords van faam te dienen. Een roeiplaats in zo'n schip was heel belangrijk voor hun eer. Die had
te maken met reputatie en zelfrespect en ook met gerespecteerd worden, met aanzien dus. In vroegmiddeleeuwse heroïsche verzen zijn
eer en aanzien steevast van groot belang. 'Aanzien' is in het Oudengels 'weorth', waarin we het woord 'waarde' herkennen. Het
ging niet zozeer om materiële waarde van de geroofde kostbaarheden, maar om het aanzien dat deze voorwerpen symboliseerden.
Vikingen gingen van huis om buit en roem te vergaren. De successen die zij op vreemde kusten boekten, hadden een grote
aantrekkingskracht op de achterblijvers. Daardoor kwam er een aanzwellende stroom van roofexpedities op gang. Sommige avonturiers
die zich bij een Vikingbende aansloten, waren boeren met lef die in het voor- en najaar op hun boerderij werkten om in de zomer
strooptochten te houden. In de wintermaanden bleven deze amateur-Vikingen thuis en dan deden er rond het haardvuur sterke verhalen
van hun belevenissen de ronde.
26 januari 2016
Ik heb iets met een andere vrouw. Niet dat mijn echtgenote nu woedend met het huisraad begint te smijten. Want de vrouw van mijn
belangstelling is al heel lang dood.
Het hele verhaal van Adela van Hamaland heb ik beschreven in: Gehelmde vrouwen op de trans in de bundel Beter dan fictie, uitgegeven
door Omniboek in 2014.
25 december 2015
Nu het jaar ten einde loopt, gaan mijn gedachten uit naar de komst van duizenden vluchtelingen uit oorlogsgebieden in het Midden-Oosten
en Afrika. Het wordt nogal eens geroepen: vluchtelingen, dat zijn allemaal verkrachters die het op onze dochters begrepen hebben.
Voor de xenofobe monniken mochten de ongebruikelijk uitgedoste vreemdelingen met een onbekende tongval de personificatie van de
antichrist zijn, voor de gewone man waren zij niet onbekend. Al vanouds onderhielden de bewoners van onze kusten betrekkingen met de
Noormannen. Vooral Friese koopvaarders hadden intensieve contacten met hen. Sterker nog, tijdens Vikingexpedities bevonden zich nogal
eens Friezen binnen hun gelederen. Blijkbaar kwamen niet alle Vikingen uit het noorden.
Het aantal strooptochten van de Noormannen in onze streken was gering, zeker als we die tegen de vele rooftochten afzetten die de
Frankische legers in dezelfde periode hebben ondernomen. Frankische soldaten gingen net zo te keer als Noormannen, of erger, maar
daarover doen de schriftelijke bronnen meestal het zwijgen. Ondernemende Noormannen zorgden juist voor een economische impuls, geld
en goederen kwamen in circulatie, nieuwe markten werden aangeboord. Door deze dynamiek floreerden handelscentra. Een bloei waar
vooral onze streken van profiteerden.
Het inktzwarte beeld dat tegenwoordig door sommigen over vluchtelingen verspreid wordt, heeft misschien iets te maken met de
vreemdelingenangst die we ook bij de middeleeuwse monniken herkennen. Die ongenuanceerde opvatting bepaalt na meer dan tien
eeuwen nog altijd het gangbare beeld dat wij van de Noormannen hebben. Iets om over na te denken.
13 december 2015
De NAVO-missie in Afghanistan wordt voorlopig niet afgebouwd. De ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO-lidstaten zijn begin
december overeengekomen dat de 12.000 manschappen er gelegerd zullen blijven. Het is het zoveelste besluit in een eindeloze reeks van
interventies in een land waar sinds de Amerikaanse invasie in 2001 vrijwel niets bereikt is. Dat is niet zo vreemd als we naar
soortgelijke situaties in het verleden kijken.
Julius Caesar kon Gallië veroveren door de verschillende stammen in het immense gebied tegen elkaar uit te spelen. Blijkbaar kon hij
de verschillende stamleiders voor zijn karretje spannen. Dat lukte zijn opvolgers niet toen ze probeerden het Germaanse gebied achter
de Rijn te veroveren. Zij kregen geen vat op een bevolking die steeds weer tussen hun vingers doorglipte. Ook de Franken kregen in
de achtste eeuw met dezelfde problemen te maken toen zij de heerschappij probeerden te verkrijgen in ditzelfde tribale Germaanse
gebied dat zij Saksisch noemden. Karel de Grote trok dertig jaar lang tevergeefs met een overmacht tegen de Saksen ten strijde, maar
telkens als hij een overwinning had geboekt, ging een eerder veroverd stamgebied weer verloren. Jaarlijks trok hij van veldslag naar
veldslag zonder iets te bereiken. Hij dweilde met de kraan open, totdat hij besefte dat hij eerst een eenheid moest smeden van al
die Saksische stammen die als los zand aan elkaar hingen. Hij paaide de stamelite met schone beloftes en stelde de in zijn ogen meest
betrouwbare leiders aan als graven over administratieve gouwen. Dwarse elementen die niet in zijn beleid pasten, werden aan de kant
gezet of eenvoudigweg geëlimineerd. Hun landgoederen gaf hij aan loyale aanhangers die daardoor een reden te meer hadden om hun heer
te steunen. Voor een gesmeerde organisatie schakelde hij de kerk in die een fijnmazig netwerk uitrolde tot op parochieniveau.
Het plan van Karel de Grote werkte wonderwel. Heel Saksen werd gefrankiseerd zonder dat er verder nog een gewapende strijd aan te pas
kwam.
De situatie in Saksen is vergelijkbaar met het huidige Afghanistan dat verdeeld is tussen vele stammen. Grootmachten, eerst
Rusland en daarna een westerse coalitie onder leiding van de Verenigde Staten, hebben tevergeefs geprobeerd vat te krijgen op
dit tribale gebied dat eigenlijk geen land is. Ze stuitten op precies dezelfde problemen als destijds de Romeinen en de Franken
in de Germaanse wouden. We kunnen veel van de geschiedenis leren, maar of we dat ook doen is maar zeer de vraag.
28 november 2015 - Gastblog van Thomas Kamphuis:
Handelaren in de Vikingtijd wilden graag goede sier maken met al wat ze bij zich hadden. Kleding mag de man maken, maar een opvallend
gedecoreerd gewicht, wat gebruikt werd tijdens het wegen van zilver of munten was een óók eyecatcher.
Dit gewicht, gevonden in Norfolk, Engeland, werd verzwaard met lood om een specifiek gewicht te bereiken. Hoe dit specifieke gewicht
zich verhouden heeft tot het kunnen meten van het gewicht op de andere schaal is moeilijk te duiden. Het gewicht weegt 42 gram, wat we in
onze hedendaagse ogen niet als een rond getal zien, maar wellicht was het in de Vikingtijd een gangbare maat. Het gewicht meet 27 mm
in doorsnede en 15 mm in de hoogte.
13 november 2015
Het is vandaag vrijdag de dertiende en dat is voor velen een ongeluksdag. Hoewel dit bijgeloof hooguit twee eeuwen oud is, is de
overtuiging dat er in dit soort variabelen wonderbaarlijke krachten schuilen al veel ouder.
Smerigheden in februari
1 november 2015
Laatst zag ik de film The Iron Lady uit 2011 met een glansrol voor Meryl Streep als de voormalige Britse premier
Margaret Thatcher. Haar met verve verdedigde politiek van forse bezuinigingen op overheidsuitgaven en een ver doorgevoerde
markeconomie bezorgde Thatcher de bijnaam van IJzeren Dame, waar de film naar genoemd werd. Ook in een andere kwestie liet
de doortastende premier haar tanden zien. Toen Argentinië in 1982 de Britse Falklandeilanden in de Atlantische Oceaan aanviel,
aarzelde ze geen moment en stuurde een Britse vloot naar de afgelegen eilandengroep.
Deze actie deed me denken aan die van een Angelsaksische prinses uit de vroege zesde eeuw, een tijd waarin de Noordzee omgeven was
door een hele reeks van kleine koninkrijken. Eén van die rijkjes was dat van de uit Scandinavië afkomstige Warnen die volgens een
brief van de Ostrogotische koning Theodorik de Grote het gebied van de Rijndelta bevolkten.
De Angelsaksische prinses trad in deze smakelijke geschiedenis op als een vroege Iron Lady die net als Margaret Thatcher niet over
zich heen liet lopen. Bij de verovering van de altijd gure en dunbevolkte Falklandeilanden sneuvelden een paar honderd soldaten.
We weten niet hoeveel slachtoffers er tijdens de strijd tegen de Warnen in ons bijna net zo gure kustgebied vielen, maar in beide
oorlogen wogen de doden niet op tegen het futiele doel dat werd nagestreefd.
18 oktober 2015
Vandaag de dag hebben zo'n 800 miljoen mensen in de wereld niet genoeg te eten, ondanks dat er wereldwijd genoeg voedsel is om de
wereldbevolking te voeden. Ondervoeding is de oorzaak van bijna de helft van alle kindersterfte. De belangrijkste oorzaak is armoede,
maar ook oorlogsgeweld en misoogsten door slechte weersomstandigheden of ander natuurgeweld, zoals overstromingen, zijn daarbij
plaatselijk van belang. Honger wordt dan veroorzaakt doordat voedsel slecht verdeeld wordt, soms uit onmacht, maar vaak ook door
politieke onwil. Wereldwijd gezien speelt voedselschaarste echter nauwelijks een rol.
In de vroege middeleeuwen was dat heel anders. Toen waren honger en gebrek aan de orde van de dag. De bevolking was voornamelijk
bezig met overleven. Overvloedige maaltijden waren voor velen een luxe die voornamelijk beperkt bleven tot de periode waarin geoogst
en geslacht werd. De agrarische productie was veel meer afhankelijk van de natuur dan tegenwoordig. Slechte weersomstandigheden,
ziektes en plagen leidden al gauw tot misoogsten. Vaak waren de agrarische opbrengsten zo schamel dat iedere tegenslag steevast tot
voedselschaarste leidde. Hongersnood lag dan ook steeds op de loer en sterfte door ondervoeding was aan de orde van de dag, temeer
daar er op interregionaal niveau nauwelijks uitwisseling van opbrengsten plaatsvond. In tijden van grote voedselschaarste werden
er zelfs mossen of boombladeren in het brood meegebakken om het gebrek aan graan enigszins aan te vullen.
Een kroniekschrijver jammerde:
Er waren heel wat mensen die helemaal zonder meel zaten. Ze verzamelden allerlei grassen en aten die op, maar daardoor zwollen
ze op en legden het loodje. Velen stierven door een totaal gebrek aan voedsel.
Verbetering van landbouwmethoden, zoals bemesting en de toepassing van ijzeren keerploegen, droegen op den duur bij aan een
hogere voedselproductie. Bovendien werden voorraden beter beheerd dan voorheen. Maar ook toen waren er nog tijden van honger
en gebrek. Om de paar jaar was er door slechte weersomstandigheden of oorlogshandelingen wel een misoogst die tot voedselschaarste
leidde. Als er dan onvoldoende uit eerdere oogsten voorradig was, brak er hongersnood uit. Het centrale gezag probeerde met het
instellen van een maximumprijs voor graan en brood de nood enigszins te lenigen. De problemen werden echter vooral met gebedsdiensten
aangepakt. In processie trok het volk, litanieën en psalmen zingend, naar de kerk om een wonder af te smeken.
Daarmee was het probleem van voedselschaarste in de vroege middeleeuwen van een andere orde dan vandaag de dag. Vroeger was er op
gezette tijden domweg te weinig voedsel om alle monden te vullen. Dat is nu wel anders. Toch is er nog altijd honger in de wereld.
Beschamend eigenlijk.
Vandaag is het dierendag, een dag die teruggaat op de naamdag van de middeleeuwse heilige Franciscus van Assisi die volgens de
overlevering dieren een warm hart toedroeg. Hij zou zelfs een preek voor vogels hebben gehouden. Toch zou de eerste dierendag pas in
de twintigste eeuw op initiatief van de dierenbescherming gehouden worden.
Dieren vervulden ook op een heel andere wijze een rol voor de mens. In geschreven bronnen en ook op vele sieraden en
gebruiksvoorwerpen komen we allerlei dieren tegen. In Noordwest-Europa gaat het vaak om roofdieren, zoals wolven, beren en slangen.
Maar ook herten en paarden werden vaak weergegeven. Raven waren populair in de Scandinavische mythologie. Odin hield de wereld in de
gaten via zijn trouwe raven Hugin en Munin.
In het Noord-Europese pantheon komen we sowieso veel dieren tegen. De god Thor liet zijn wagen door bokken voorttrekken en de godin
Freya gebruikte voor dat doel katten. Deze godin bereed ook een beer, een mannetjesvarken dat Hildisvíni heette. Dat heeft misschien
een bijklank van bestialiteit, maar bedenk wel dat Hildisvíni in werkelijkheid haar trouwe aanhanger Óttar in vermomming was.
19 september 2015
Vluchtelingen, je wordt er mee overspoeld. Met het nieuws dan, want bij mij in de buurt moet ik de eerste nog tegenkomen. Dat neemt niet
weg dat er heel veel mensen oorlogsgebieden ontvluchten waar ze hun leven niet zeker zijn en waar het hun überhaupt onmogelijk wordt
gemaakt een normaal leven te leiden.
Is dit een vraagstuk van onze tijd? Welnee, vluchtelingen kwamen ook al in de vroege middeleeuwen voor. Ook toen waren er gebieden waar
de bevolking moest uitwijken voor oorlogsgeweld. In de vijfde en de zesde eeuw kwamen er vluchtelingen uit Sleeswijk-Holstein en Denemarken
naar onze kusten. We weten niet precies waar zij voor op de vlucht waren, maar niemand verlaat vrijwillig huis en haard om in een
onbekend gebied neer te strijken. Zij bevolkten het noordelijke terpengebied en delen van westelijke kustgebied van wat tegenwoordig
Nederland is. In deze streken woonden oorspronkelijk mensen die door de Romeinen als Friezen werden aangeduid.
De nieuwkomers introduceerden er hun eigen zeden en gewoonten. Archeologen herkennen de nieuwe instroom aan de artefacten die ze vinden
en de manier waarop ze huizen bouwden en hun doden begroeven. Een mooi voorbeeld is de mantelspeld hiernaast met een opvallende
niervormige kopplaat die als 'Domburgfibula' bekend staat. De eigen stijl wijst op een eigen identiteit van de makers. Deze sieraden
zijn bekend uit de tweede helft van de zesde en de eerste helft van de zevende eeuw. Anders dan de naam doet vermoeden zijn ze uit
het hele Nederlandse kustgebied bekend en kunnen dan als een soort Fries gidsartefact beschouwd worden. Want archeologen benoemen
dit soort vondsten meestal als Fries. Dat komt omdat de nieuwe bevolking zo genoemd werd door de Franken die hen zouden gaan
overheersen en hen sindsdien in hun kronieken vermeldden. Toch zou je deze mensen beter als 'nieuwe Friezen' kunnen aanduiden
om hen van de oorspronkelijke Friezen uit de Romeinse tijd te onderscheiden.
Wat dat betreft lijkt er niet zoveel verschil met de hedendaagse vluchtelingen uit het Midden-Oosten die (hopelijk)
als 'nieuwe Nederlanders' verwelkomd worden. De nieuwe Friezen werden alleen niet in asielzoekerscentra opgevangen, maar moesten
het zelf zien te rooien.
5 september 2015
De afgelopen tijd heb ik hard gewerkt aan een 'remake' van mijn boek Noormannen in de Lage Landen dat in oktober of november als
een voordelige – je moet met je tijd meegaan – paperbackuitgave zal verschijnen. Dan krijg je wel waar voor je geld, want de
oorspronkelijke tekst is geactualiseerd, verbeterd en met 20% behoorlijk uitgebreid. In de oorspronkelijke productinformatie van
de uitgever wordt nog een omvang van 288 pagina's opgegeven, maar uiteindelijk zijn het er zo'n 350 geworden.
De titel van de nieuwe uitgave wordt Vikingen – Noormannen in de Lage Landen.
Volgens de spelling van 1 augustus 2006 moet 'Viking' met een hoofdletter geschreven worden, alsof we met een bevolkingsgroep te maken
hebben. Overeenkomstige woorden als rover, piraat, vrijbuiter en cowboy krijgen - terecht - geen hoofdletter. Maar Viking wel. Helaas, het is niet
anders. In mijn nieuwe boek heb ik 'Viking' dan ook met enige tegenzin met een hoofdletter geschreven.
21 augustus 2015
Sinds jaar en dag staat er op het Domplein in Utrecht, enigszins weggedrukt in een hoek tussen de Domkerk en de pandhof, een grote kei.
De meeste mensen zullen gedachteloos aan deze onopvallende steen voorbij zijn gegaan. Maar degenen die wel een blik wierpen op dit voor
ons land vreemde element zagen dat het niet zomaar om een steen ging, want er zijn afbeeldingen en teksten in gegraveerd. Wie vervolgens -
nieuwsgierig geworden - er omheen liep, zal al gauw een plaquette hebben ontdekt met daarop een verklarende tekst. Volgens deze plaquette
is deze kei een replica van een Deense runensteen, waarvan het origineel zich in Jelling op Jutland bevindt. De eerste vraag die dan bij
menigeen opkomt, is waarom deze replica op het Domplein geplaatst is. Om deze vraag te beantwoorden moeten we eerst kijken naar de
achtergronden kijken.
Deze Jellingsteen is in de tiende eeuw door de Deense koning Harald Blauwtand opgericht ter nagedachtenis van zijn ouders. De vertaling
van de runentekst is:
Koning Harald liet deze steen bewerken ter herinnering aan zijn vader Gorm en zijn moeder Thyra. Harald verkreeg heel Denemarken en
Noorwegen en kerstende de Denen.
Vanwege deze tekst beschouwen de Denen deze runensteen als de 'geboorteakte' van hun land. Ze zijn er dan ook behoorlijk trots op.
In dat licht bezien is het begrijpelijk dat er een replica van deze steen werd gekozen toen de Vrienden van Nederland in Denemarken
in 1936 een passend geschenk zochten bij het 300-jarige bestaan van Universiteit van Utrecht. De steen kwam er dankzij Gustav Lind (1886-1984),
een Deense tandarts die aan de universiteit van Utrecht had gestudeerd en in 1929 het Deens Genootschap in Nederland had opgericht.
Bovendien had hij in Amsterdam, waar hij een tijdlang werkte, de Bibliotheca Danica opgericht met een kolossale hoeveelheid boeken
over Scandinavische cultuur en letterkunde. Hij had sindsdien in Denemarken fortuin gemaakt en zijn villa in Kolding tot een museum voor
moderne kunst omgevormd.
Lind had de middelen en de contacten, maar vooral het enthousiasme om de runensteen op het Domplein mogelijk te maken. Het valt te bezien
of het bestuur van de universiteit ook zo verguld was met het Deense geschenk. In de Utrechtse archieven is er niets over te vinden. Ik ben
Gustav Lind in ieder geval dankbaar voor zijn initiatief.
29 juli 2015
De Britse politicus die er deze week in de schandaalpers van beticht werd een scheve schaats te hebben gereden, moest het veld
ruimen. Hij was niet de eerste - en zal ook wel niet de laatste zijn - die door een schandaal in opspraak is gekomen. Toen ik het
oh-la-la-verhaal van de Britse Lord las, moest ik onwillekeurig aan de Angelsaksische koningin Balthildis denken die in de zevende eeuw
een enerverend leven leidde dat door de vondst van een zegelring nog een pikant staartje kreeg.
Balthildis werd geboren in een Angelsaksisch aristocratisch milieu,
werd tijdens een twist tussen twee rivaliserende clans gevangen genomen en als slavin verkocht aan de Frankische hofmeier Erchinoald.
Aan het Frankische hof begon zij haar glansrijke carrière. Zij was innemend en aantrekkelijk, ze trok daardoor de aandacht van koning
Chlodovech die met haar huwde. Het is niet vreemd dat deze vorst een slavin tot zijn echtgenote nam. Het kwam regelmatig voor dat
Merovingische koningen huwden met een vrouw van lage afkomst die zij meestal onder dienstmaagden of de dochters van het hofpersoneel
rekruteerden. Overerving vond volgens het Salische recht toch alleen maar via de mannelijke lijn plaats.
Balthildis werkte zich op tot een invloedrijke vrouw. Daarbij toonde zij zich meedogenloos en zou zelfs niet voor moord hebben teruggedeinsd.
Boze tongen beweerden dat ze verantwoordelijk was voor de dood van meerdere bisschoppen. In 657 overleed de koning waarna de invloed van
Balthildis alleen nog maar toenam door haar regentschap over haar minderjarige zoon. Dat is op zich al opmerkelijk omdat een weduwe formeel
geen enkele status had. Toen de knaap in 664 meerderjarig werd, kon Balthildis eindelijk door haar vele tegenstanders aan de kant geschoven
worden. Ze werd in een klooster opgeborgen, waar ze zo’n vroom leven leed dat ze nadien heilig verklaard werd.
Haar merkwaardige levensloop kreeg een extra dimensie – zij was slechts uit enige kronieken en een heiligenleven bekend – door de vondst
bij Norwich in East-Anglia van een dubbelzijdige zegelring met aan de ene zijde een portret waar omheen de naam BALDAHILDIS gegraveerd
is. Deze zijde werd voor het verzegelen van officiële stukken gebruikt. Op de andere zijde is een voorstelling te zien die meer
een privé-karakter heeft: een naakte man en vrouw die met elkaar de liefde bedrijven. Althans volgens het Norwich Castle Museum waar het
pikante kleinood wordt tentoongesteld. Maar ja, wie is er niet gek op een ondeugend schandaaltje?
12 juli 2015 - Gastblog van Thomas Kamphuis:
De 'Vikingen' verkopen. Niet alleen op DVD's en de televisie. De Vikingen zijn 'hot' en daar wordt door verkopers van zeldzame
artefacten uit deze periode (zeker vergeleken met bijvoorbeeld artefacten uit de Romeinse tijd), gretig op ingespeeld. Al te goed is hier
echter beslist buurmans gek. Nu ken ik iemand in Amerika, die mij heel wat heeft kunnen leren, maar een gewoonte heeft die niet af
te leren is. 'Beauty is in the eye of the beholder' is hier natuurlijk het adagium.
In vele artefacten met een mannelijk gezicht, al dan niet met baard en/of snor, ziet hij Odin, de oppergod uit de Noordse mythologie.
Het symbool van opperste macht en wijsheid die van gedaante kan veranderen en vele avonturen beleeft. Hij heeft een oog afgestaan aan
de reus Mímir om van de bron van wijsheid te mogen drinken Een artefact die deze Amerikaan een jaar of 10 geleden verkocht 'is
onmiskenbaar Odin', ja zelfs 'met hoed en al'. Er moet niet te zwaar aan getild worden dat er twee ogen zichtbaar zijn.
Natuurlijk kent deze Amerikaan - maar dat geldt ook voor menig andere verkoper - het geheim van de Vikingsmid. Het lijntje met deze
verborgen smid mis ik vaak nog steeds en ik laat me dan ook wat minder gauw overtuigen. We willen immers te vaak iets zien wat er niet is.
Het kan in ieder geval onmogelijk bewezen worden, want de smid heeft geen portfolio van zijn werken nagelaten. Maar iets niet weten mag
steeds minder van onszelf in deze moderne tijden. Maakbaarheid is onze nieuwe religie.
Nu klap ik uit de verzamelschool. Ook ik heb ooit enthousiast Thor aangeschaft. Thor, u weet wel, de man met de hamer. Sterk en moeilijk
opvoedbaar als kind. Ja, dan ga je om je heen slaan. Met zijn hamer Mjölnir sloeg hij het liefste reuzen dood. Ofwel: waar is Thor in
onze dagen, nu we hem zo hard nodig hebben?
26 juni 2015
Tijdens het Qingmingfestival brengen Chinezen kartonnen smartphones naar hun doden. Traditioneel is dit een dag om de graven van voorouders
te bezoeken en allerlei etenswaren en andere zaken te offeren. Dit gebruik komt voort uit het geloof dat de overledenen nog altijd behoefte
hebben aan wereldlijke goederen.
In de vroege middeleeuwen kwamen dergelijke praktijken ook in onze streken algemeen voor. Dat weten we omdat ze door de kerk als zondig
beschouwd werden en daardoor als verbod in het canonieke recht terecht kwamen, zoals in het Decretum van Burchard van Worms:
Heb je meegegeten van de offeranden die op bepaalde plaatsen bij de graven geplaatst worden, of bij bronnen of bomen of bij bepaalde
stenen of splitsingen van wegen; heb je grafheuvels opgeworpen, heb je amuletten gebracht naar de kruisen die aan kruispunten staan?
Indien je dat hebt gedaan of daarmee hebt ingestemd, dan zal je dertig dagen boeten op water en brood.
Funeraire maaltijden, zowel het bijzetten van voedsel in het graf als het nuttigen van een maaltijd bij het graf, waren heidense
gebruiken die in christelijke teksten streng veroordeeld werden. Toch worden er soms maaltijdresten binnen een kerk gevonden.
In de
Sint-Severinuskerk in Keulen werd een schaal met de resten van een vogel die in honing gebakken was, een kom met vlees, een pot met
gierst en een glas wijn aangetroffen. Goed beschouwd zijn pitancies, vrome uitdelingen van voedsel aan behoeftigen naar aanleiding van
een kerkelijke begrafenis, bekostigd door en ten bate van het zielenheil van een overledene, christelijke voortzettingen van funeraire
maaltijden. Het gebruik gaat terug op de maaltijden die vroege christenen jaarlijks bij de graven van overleden familieleden hielden.
Ze zijn op fresco's in de Romeinse catacomben terug te vinden. De Syrische theoloog Jacob van Serugh schreef in de zesde eeuw: 'Richt
een maaltijd aan en nodig de doden uit om de offergaven te ontvangen die voor alle zielen een ondersteuning en een troost zijn'.
Een symbolisch samenzijn met de doden kan ook de moderne mens nog ondersteuning en troost bieden. Wat dat betreft zijn de kartonnen
smartphones van de Chinezen zo gek nog niet.
7 juni 2015
Steden hebben de eigenschap om zelfstandig te kunnen functioneren. Wanneer een plaats alles biedt waar mensen behoefte aan hebben, dan blijft
die gewoonlijk vanzelf in stand, zo is de gedachte. Dubai is daar een modern voorbeeld van. Deze stad had van oorsprong maar weinig
aantrekkingskracht, maar door de bewuste concentratie van voorzieningen is die toch levensvatbaar geworden. Vanaf een zeker moment krijgt
zo’n plaats echt ‘kritische massa’ en wordt de groei van de stad organisch. Hoe meer voorzieningen, hoe meer expertise, hoe groter de
aantrekkingskracht. Er gaat dan een zekere magneetfunctie vanuit.
Misschien heeft dat ook een tijd voor Dorestad gegolden. Deze vroegmiddeleeuwse handelsnederzetting heeft helemaal niets met het moderne
Dubai gemeen, zo lijkt het. Toch is dat niet zo. Beide plaatsen lagen aan belangrijke handelsroutes en konden daardoor een centrale rol
in het handelsverkeer spelen. Dorestad werd logistiek gezien een ‘hub’ tussen het Frankische achterland en de Noordzeeregio. Dubai
fungeert als ‘hub’ tussen het westen en het nabije en verre oosten.
Beide plaatsen wekten de belangstelling van de heersende elite. Dorestad kwam in de zevende eeuw in handen van Frankische vorsten die de
haven ontwikkelden en de plaats met handelsprivileges aantrekkelijk maakten. Precies hetzelfde deden Arabische emirs dat twaalf eeuwen later
met Dubai. Ze bouwden een moderne stad met een zeer mild belastingregime. In beide gevallen gaven de machthebbers de nodige zet, omdat ze
goed gezien hadden dat er op die plaats een latente behoefte aan een ‘dienstencentrum’ was.
Door politieke verschuivingen heeft Dorestad het uiteindelijk niet gered, De plaats kwam in een onmogelijk niemandsland tussen twee
machtssferen te liggen. De Frankische vorsten verloren hun belangstelling. Regionalisering van de handel zou uiteindelijk de plaats,
die te zeer op de verre handel gespecialiseerd was, de genadeklap geven. Dorestad kon zichzelf dus ondanks de concentratie van
voorzieningen niet in stand houden. Hoe Dubai zich gaat ontwikkelen, zal de toekomst leren.
22 mei 2015
In de Vikingtijd was er nog geen Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. Toch zou die zeker van pas gekomen zijn, want terroristische
acties waren niet van de lucht. En dan heb ik het niet over Vikingaanvallen waarbij het de plunderaars alleen maar om buit en roem te doen
was, maar over acties om angst te zaaien. Terroristische actie dus. Terreur komt van het Latijnse terror dat angst betekent.
Terroristische acties? Het klinkt vreemd, maar ja die had je toen ook al. Dat zit zo. De Frankische keizer Lodewijk de Vrome kreeg het aan de
stok met zijn zoon Lotharius die de scepter over onze streken zwaaide. Het conflict liep zo hoog op dat Lodewijk zijn zoon diens gebieden
ontnam. Die pikte dat niet en zocht steun bij de Deense warlord Harald, een telg uit een koningsclan die ooit vanwege een verloren
troonstrijd in Denemarken naar het Frankische Rijk gevlucht was. Lotharius kon deze Noorman bewegen Frankische doelen aan te vallen als
pressiemiddel tegen zijn vader. Terroristische acties dus. Vervolgens wist hij ook Haralds broer Rorik voor zijn karretje te spannen.
In ruil kregen deze Deense prinsen de handelsplaatsen Domburg en Dorestad in leen.
Toen Lotharius eenmaal stevig in het zadel zat, probeerde hij zich van zijn Deense bondgenoten te ontdoen. Ondank is 's werelds loon.
Harald kwam om het leven, maar Rorik kon ontkomen. Om zijn gelijk te halen, begon die het rijk van zijn wispelturige heer te bestoken. Weer
terroristische acties dus. Lotharius moest uiteindelijk zwichten voor alle geweld. Hij nam Rorik weer op als zijn vazal en gaf hem Dorestad
in leen. Eindelijk kwam er een eind aan alle terreur.
8 mei 2015
Laatst was ik door een griepje geveld. Terwijl ik in me miserabel voelde, moest ik denken hoe het was om in de vroege middeleeuwen ziek
te zijn. Ondervoeding en gebrek aan hygiëne vormden toen een belangrijke basis voor allerlei kwalen, waarvan sommigen besmettelijk waren.
Er braken dan ook met enige regelmaat epidemieën uit van tyfus, cholera en de pest. De oorzaak werd gezocht in bedorven lucht of het
overmatig eten van makkelijk bederfelijke etenswaren als vis en fruit.
Artsen, althans degenen die zich op hun medische kennis lieten voorstaan, behandelden de meest biedende. Hun kunsten gingen doorgaans aan
het gewone volk voorbij. De meeste mensen zochten hun heil bij kruidenvrouwtjes die een meer dan gemiddelde kennis hadden van producten
uit de natuur en hun uitwerking op allerlei kwalen. Hun volksgeneeskunde was voornamelijk op mondelinge overlevering gebaseerd.
Degenen die sterk genoeg waren om de grote zuigelingensterfte te overleven, bleven de grootste angst houden om ziek te worden of om een
ernstige wond op te lopen. Terecht, want genezing was niet zo vanzelfsprekend in een tijd waarin er niet veel van het menselijk lichaam
begrepen werd en er nauwelijks enige anatomische kennis was. De oorzaak van de meeste ziektes werd dan ook niet onderkend. Daardoor kon
een in onze ogen betrekkelijk onschuldige kwaal een doodvonnis betekenen.
24 april 2015
Graag wil ik Gerward, de eerste geschiedschrijver van eigen bodem, aan jullie voorstellen. Er zijn wel oudere historische bronnen, maar
die zijn allemaal door 'buitenlanders' geschreven die hun gegevens niet uit de eerste hand hadden. Dat geldt echter niet voor Gerward
die veel van wat hij opschreef zelf heeft meegemaakt. Hij leefde in de eerste helft van de negende eeuw en was telg uit een familie
van grootgrondbezitters. Na een carrière aan het hof van keizer Lodewijk de Vrome schonk hij zijn familiegoederen in het rivierengebied
aan het klooster van Lorsch bij Worms. Vervolgens ging hij die goederen zelf beheren vanuit Gendt aan de Waal, schuin tegenover
Nijmegen. Daar hield hij zo'n 25 jaar lang een kroniek van zijn tijd bij die terecht is gekomen in de Jaarboeken van Xanten.
Die hebben overigens niets met Xanten te maken, maar dit terzijde.
Gerward was een tijdgenoot van de Deense warlord Rorik die namens de Karolingische vorst Lotharius, aanvankelijk vanuit Dorestad, over het westen
van Nederland en het rivierengebied heerste. En laat die barbaarse Rorik nu uitgerekend in datzelfde Gendt goederen van de koning in
leen hebben gehad. Dat moet bij Gerward in het verkeerde keelgat zijn geschoten, te meer omdat Rorik ook al eens vanuit Dorestad de
concurrerende handelsplaats Meinerswijk (toen Meginhardeswich), aan de Rijn tegenover Arnhem, had geplunderd.
Gerward was over het algemeen kort van stof, maar gaf desondanks blijk van zijn gedetailleerde kennis van de gebeurtenissen om
hem heen. In zijn bondige teksten wist hij ook nog eens prachtige poëtische uitspraken te verwerken. Een juweeltje is 'Het ijzer
van de heidenen schitterde', dat mij als een mystieke passage uit een song van Bob Dylan in de oren klinkt. In gedachten zie ik Noormannen
met hun zwaarden geheven aan komen stormen.
10 april 2015
Thomas Kamphuis is verzamelaar van sier- en gebruiksvoorwerpen uit de Vikingtijd. In dit artikel laat hij zijn licht schijnen op een object
uit zijn verzameling.
Het voorwerp dat ik hier laat zien, is een zogeheten paardentuig-sierhanger. Dat zijn ornamenten die gehangen werden aan het paardentuig.
Ze werden vaak gebruikt om de sociale status van de berijder te demonstreren. Gedurende de middeleeuwen waren paardentuig-sierhangers
objecten die gebruikt werden om de voornaamheid of ambities van de eigenaar te communiceren of te benadrukken. Net zoals bij ringen of
broches, waren ze zichtbaar voor iedereen die de eigenaar tegen kwam – met het doel indruk te maken of de ander te herinneren aan de
sociale status van de eigenaar. Het was daarmee dus niet zozeer versiering van het paard, maar meer een decoratie ter meerdere glorie
van de berijder zelf.
Waar licht is, is donker,
27 maart 2015
Je kunt je iets van de bevolkingsomvang in de
vroege middeleeuwen voorstellen, als je bedenkt dat alle mensen die toen op het gebied van het huidige Nederland leefden gemakkelijk in
de Amsterdamse Arena pasten. Ons land was dus ongelofelijk dun bevolkt. De grootste concentratie mensen was nog in de handelsplaats
Dorestad te vinden, want daar woonden … Tja, hoeveel mensen waren daar eigenlijk te vinden? Niemand weet het. Toch doe ik een poging om
tot een schatting te komen.
13 maart 2015
Tot 27 september loopt er in het Historiehuis in Roermond een expositie over de Noormannen, waarvoor ik de teksten
en het beeldmateriaal heb mogen aanleveren.
4 maart 2015
Ga zitten en maak het je gemakkelijk. Want vanaf vandaag ga ik op deze pagina met enige regelmaat een blog bijhouden over allerlei
historische en archeologische onderwerpen die mij raken. 'Met enige regelmaat' betekent dat er niet al te lange tijd zit tussen
twee blogs. Althans, dat ga ik proberen. |